zaterdag 19 juli 2008

Rapport economie Noord-Ierland

Het wezen van de Noord-Ierse economie

Traditioneel is Noord -Ierland een land dat sterk steunt op zijn industriële capaciteiten. Echter, de laatste jaren is daar door noodzakelijke aanpassingen aan de nieuwe en mondiale markt verandering ingekomen. Zo zijn de twee fundamentele pijlers van de Noord-Ierse economie, de scheepsbouw en de textielsector aan een terugval bezig wanneer we ze tegenover de economische totaalcijfers plaatsen. De beroemde scheepswerven van Belfast worden immers binnenkort gesloten (vroeger huisvestten ze enkele tienduizenden werknemers) en de textielsector kende in het voorbije jaar een terugval van 18%. De terugval van deze traditionele sectoren was voorspelbaar, en grote negatieve gevolgen blijven dan ook uit. Ook al omdat andere sectoren zoals de hightech en de chemische sector het vrijgekomen gat in de lokale economie opvullen. Zo kende deze laatste samen met de zogenaamde ‘engineering’ sector een recordgroei in de voorbije jaren. Ook de ruimtevaart lijkt een groeiende sector; Bombardier Aerospace biedt namelijk werk aan 5400 werknemers. Grote bedrijven, die vooral in Belfast hun hoofdzetels hebben bepalen dus nog altijd sterk de Noord-Ierse markt. Maar hier zijn kanttekeningen bij te maken, omdat vele van deze grote bedrijven geldsteun verkrijgen van Groot-Brittannië, wat geen gezond economische strategie is, maar hierover verder meer.

Twee sectoren die in Noord-Ierland specifieke aandacht krijgen zijn de landbouw en toeristische sector. Deze eerste is de laatste jaren sterk gemechaniseerd. Een logisch gevolg want de hoge arbeidskosten en de grote investeringen in deze sector stuurden hier al langer op aan. De primaire sector in Noord-Ierland wordt ook sterk bepaald door de Europese steun die het verkrijgt. Het is vooral de EU die via haar ‘common Agricultural policy’ investeert in de sector. Een belangrijk gegeven want de landbouw zorgt in Noord-Ierland voor een aandeel van 2,4% in de uitvoer (in Groot-Brittannië is dat bvb 1%) We kunnen ons wel niet van het idee ontdoen dat de landbouw in het Noorden van Ierland kunstmatig in leven wordt gehouden met de Europese steun, waar deze sector zich beter zou ontwikkelen op een eigen strategie en zich voorbereiden op de echte economische uitdagingen. De toeristische sector is een ander paar mouwen. Deze moet niet in leven worden gehouden, de regio biedt namelijk een uitgebreid en divers programma aan. De toeristen komen dan ook vanzelf, vergetend dat het land net uit een oorlog komt. 2,1 miljoen bezoekers trekken ieder jaar naar Noord-Ierland, en met een stijging van 7% per jaar kwam men in 2004 uit op een marktaandeel van meer dan 1%. Het hoogtepunt is hier nog zeker niet bereikt en er wordt algemeen aangenomen dat toerisme één van de sterkste Noord-Ierse economische pijlers wordt.

De economie lijkt dus zeker over voldoende mogelijkheden te beschikken om tot een sterke ontwikkeling te komen. Toch zijn er enkele gegevens die een rem betekenen. Zo is er de publieke sector, waar meer dan 30% van de burgers is tewerkgesteld. Een hoog cijfers, dat een grote hap uit de belastingspot betekent. De hoge belastingstarieven in Noord-Ierland zijn er een rechtstreeks gevolg van. Een economische ontwikkeling wordt sterk bepaald door de gehanteerde fiscale politiek waardoor ook in de publieke sector een afslanking misschien noodzakelijk is.

Wanneer we tenslotte de Noord-Ierse economie naast andere plaatsen worden nog enkele zaken duidelijk. Zo is het gemiddeld inkomen van de inwoners van de regio 19.603 euro per jaar wat zeer sterk onder de 35.725 euro ligt die in het zuiden en het oosten van de republiek Ierland de maatstaaf zijn. Ook het midden en westen van de republiek, toch wel nog altijd achtergesteld, zitten met 23.637 euro ver boven de inkomens in het noorden. Hier lijkt op het eerste zicht verandering in te komen want een grote groei zijn al enkele jaren de kenmerken van de regio. In 2005 was er een groei van 3,3%, tweemaal zo hoog als de groei in Groot-Brittannië. Als oorzaken van deze opmars worden vooral de positieve effecten van de Ierse groei zelf en het zogenaamde peace-dividend aangeduid. Maar die ‘sterke groei’ moeten we wel sterk relativeren. Immers, met 3,3% ligt die een groot stuk onder de Ierse groei die in bepaalde jaren op 7 à 10% uitkwam. Ook afmeten ten opzichte van Groot-Brittannië lijkt niet echt relevant aangezien het al jaren gekenmerkt wordt door een zwakke economische positie. Echter, negatief kunnen we de trends niet noemen want de werkloosheid daalde enorm snel van 17,2% in 1986 tot 4,5% heden ten dage. De inactiviteit op de arbeidsmarkt blijft echter wel zeer hoog.

Zowel positieve en negatieve factoren lijken de Noord-Ierse economie te kenmerken. Ze is ondanks het vrijdagakkoord nooit uit het slop geraakt van de Troubles. De resultaten van tientallen jaren instabiliteit wegen nog altijd sterk op de economie. Eén positief verhaal is er wel; de (buitenlandse) investeringen zijn er, vooral in Belfast, enorm gestegen. Grote stadsvernieuwingsprojecten zijn het resultaat. In Victoria Square wordt 400 miljoen pond geïnvesteerd, in Titanic Quarter 1.000 miljoen pond en in Laganside 800 miljoen pond. Een zeer progressieve aanpak dus op dit vlak. Eén van de enige progressieve strategieën, want de Noord-Ierse markt blijft zeer conservatieve kenmerken bezitten. Een voorbeeld hierin is het concept van de Northern Ireland Railways, die als enige niet geprivatiseerde spoorwegmaatschappij in Groot-Brittannië nauwelijks in vraag gesteld wordt. Afstappen van die conservatieve strategieën dus, is de boodschap.

De echte problemen van de moeilijke economische ontwikkeling.

Sociologische studies wijzen uit dat de beperkte economische ontwikkeling van Noord-Ierland vooral zijn grond vindt in het vertrouwen van de burgers. Vergeleken bij andere regio’s is er weinig vertrouwen in de eigen maatschappelijke en economische situatie, iets wat natuurlijk begrijpelijk is. Het sektarische geweld is dan wel over, maar de bevolking is toch nog altijd terneergeslagen door de omstandigheden. Een moeilijk situatie omdat motivatie en enthousiasme noodzakelijk zijn voor een sterke ontwikkeling. Opmerkelijk, voor buitenlanders, is dat vooral de protestanten gedemotiveerd de situatie aanschouwen. Ze voelen zich aan de ‘losing side’ staan; de IRA, hun gedoodverfde vijanden zitten in het parlement en protestantse iconen zoals de Belfast Shipyards worden gesloten. Een deuk in het vertrouwen onder de protestanten is het resultaat. De katholieken daarentegen lijken er betere voor te staan. Hun burgerrechten hebben ze gedurende tientallen jaren strijd uiteindelijk toch kunnen afdwingen. Daarnaast zijn ze hoog op de economische ladder geklommen. Katholieken koloniseren bvb de villa’s in South Belfast waar vroeger ook protestanten gehuisvest waren.

Naast het lage vertrouwen zijn er nog twee andere factoren die een degelijke economische ontwikkeling in de weg staan. Een eerste probleem is de gestimuleerde passiviteit op de arbeidsmarkt door de grote Europese en Britse steun. Noord-Ierland is hierin sociaaleconomisch sterk te vergelijken met Wallonië. Net zoals deze laatste sterk afhankelijk wordt van de Vlaamse steun, blijken Noord-Ierse bedrijven afhankelijk van economische steun. Een negatief gegeven want zo worden verlieslatende sectoren kunstmatig in leven gehouden (zoals al aangetoond bij de landbouw) en is een zekere passiviteit in de investeringsstrategie het resultaat. Een tweede probleem is de nog altijd sterk doorgedreven segregatie van de samenleving. Belfast mag dan al wel kosmopolitisch lijken, nog steeds is het onderwijs er opgescheiden in twee gegevens en wordt segregatie er in de hand gewerkt. Ook in andere steden vinden we dit terug, bvb in Derry waar de stad duidelijk in twee aparte delen wordt gesplitst door de rivier die de stad opdeelt in Katholieken en protestanten. Een sterke economische ontwikkeling zal in de toekomst een grotere samenwerking vragen.

Zijn er dan wel mogelijkheden om deze problemen te overbruggen. Jazeker , en econoom Peter Hain biedt hierop een misschien wel controversieel antwoord. Hij ziet de economische toekomst van Noord-Ierland vooral ontwikkelen naast en in de florerende republiek Ierland. Een verbinding tussen de republiek en de regio zou deze laatste direct uit het slop kunnen helpen. Waarom is dat? Wel, Noord-Ierland is heden ten dage vooral gericht op Groot-Brittannië omdat het er een onderdeel van is. Maar de Britse economische strategie is niet echt doelgericht te noemen. Zo loopt het noorden sterk achterop op het zuiden (met Londen), de groeicijfers zijn er dan ook zeer verspreid. En ondanks de investeringen aldaar lijkt dit alles Noord-Ierland geen goed te doen. Maken we de vergelijking met Ierland dan zijn de resultaten opmerkelijk te noemen. De groei van Noord-Ierland was tussen 1996 en 2004 iets hoger dan 10% terwijl Ierland een groei van 76% aantekende. Een enorm verschil, dat vooral op twee factoren te herleiden valt: de publieke sector en de vennootschapsbelasting. Binnen die eerste werd al eerder aangehaald dat er teveel geld naartoe sluipt. Toch wordt ze als pasmunt gebruikt door unionisten wanneer ze in discussie gaan met republikeinen die een annexatie met Ierland nastreven. De sterke publieke sector zou dan volgens de unionisten niet meer houdbaar zijn wanneer ze geannexeerd wordt met Ierland. Republikeinen repliceren daarop terecht dat deze publieke sector vooral de zwakte is van de regio en dat het leidt tot meer armoede omdat het een groot deel van de fondsen opslorpt. Volgens Peter Hain, die het laatste standpunt ondersteunt, is een annexatie met Ierland één van de interessantste stappen om de Noord-Ierse economie uit het slop te halen. Met een vennootschapsbelasting van 12,5% kon Ierland immers immens sterke groeicijfers bekomen, iets wat ook bij de mogelijkheden behoort voor het noorden. Maar een betere economische politiek zou echter ook al veel positieve gevolgen hebben. Om daarin te slagen is een deal nodig van fiscale en departementale controle, die nu jammer genoeg vooral wordt uitgevoerd door een groep onbekwame en onervaren politici die veel talent hebben getoond in het discussiëren maar nauwelijks in het sluiten van echte deals. Een begrotingspolitiek te vergelijken met die van Verhofstadt onder de regering Martens zou hiervoor een voorbeeld kunnen zijn.

Economie bij politieke partijen

Om de politieke doelstellingen van de Noord-Ierse partijen te achterhalen moeten we de partijprogramma’s raadplegen. Hierin hebben we een selectie moeten maken en hebben we de programma’s van de twee gematigde partijen naast elkaar gelegd. Het republikeinse SDLP en het unionistische UUP werden doorgelicht. Waar de eerste zich vooral richt op een annexatie met Ierland, richt de laatste zich op een economische politiek die sterk gelinkt is met Groot-Brittannië. Opmerkelijk hierin is dat ze alle twee tot doelstelling hebben gemaakt om het andere deel van de bevolking te overtuigen van de voordelen van hun strategie. De SDLP lijkt hier het gemakkelijkst in te slagen omdat de voordelen van een annexatie al voldoende goed onderzocht zijn. De SDLP trekt dan ook volledig de Ierse kaart. Een overname van de Ierse vennootschapsbelasting, een volledig Iers onderzoeksprogramma en een Iers cultuurbeleid. Het lijkt bijna op een vlucht naar Ierse oplossingen voor het oplossen van toch wel specifiek Noord-Ierse problemen. Een wat wankele politiek dus, als men het volledig afstemt op zijn buurlanden, want ook de UUP is schatplichtig aan deze politiek maar dan met Groot-Brittannië als uitgangspunt.

Wat Ierland er bovenop hielp, een liberale politiek, lijkt op het eerste zicht ook in de partijprogramma’s terug te vinden. Investeren in hightech en research, een degelijke en wijdverspreide internetconnectie, het belang van skill-training, het reduceren van uitgaven in de bureaucratie, het creëren van meer jobs en het minder afhankelijk maken van Europese steun voor bedrijven. Enkele liberale punten, maar in Noord-Ierland waar het politieke landschap nog onervaren is, kan men alles beloven en worden dus verschillende politieke stellingnames door elkaar gehaald. Want om tot een sterke economische politiek te komen moet men de uitgaven in het oog houden en laat dat nu net zijn wat de verschillende partijen niet doen. Naast de liberale standpunten vinden we dan ook vele andere terug. Standpunten tegen een privatisering van het water, bijkomende investeringen in transport, toerisme, landbouw, de gezondheidszorg en het verhogen van de pensioenen. Dat inkomsten en uitgaven met elkaar worden gelinkt schijnen de Noord-Ierse partijen niet te weten. Als we in België al spreken van politieke spelletjes, zijn die in Noord-Ierland nog veel meer aanwezig. En het is maar de vraag of bvb de extreme, maar grote partij Sinn Fein te vinden is voor een economische strategie. Nu Noord-Ierland immers meer en meer een meritocratische leefbare plaats is, wordt de annexatie met Ierland plots minder dringend voor de burgers. We zien dus dat de Noord-Ieren door een betere economische toestand, ook de gebruikelijke opsplitsing gaan relativeren, iets wat extreme partijen minder graag hebben. En hier ligt de sleutel tot een sterke economische ontwikkeling. De politieke partijen, maar eerst en vooral de burgers moeten de koppen terug bij elkaar krijgen en pas dan kan worden gesproken van een achtergrond waarop een waarlijk economisch beleid kan worden opgebouwd.


Geen opmerkingen: