vrijdag 29 februari 2008

Bedenkingen

Twee opmerkingen op zaken die ik deze week ergens tegenkwam, die niets met elkaar te maken hebben, ofwel?

1 Een eerste opmerking handelt over een stukje tekst dat ik in de bundel 'liberalisme en internationale relaties' van het LVSV Gent terugvond. De bundel was bedoeld om als draagvlak te fungeren voor een interne discussieavond over dit thema, waar ik overigens jammergenoeg niet kon bij zijn. In de tekst stond dat we een zeker terughoudendheid voor de dag moeten leggen ten opzichte van interventies omdat deze de burgers van het intervenierende land teveel geld zouden kosten. Denk maar aan Amerika, waar de burgers massaal veel geld moeten neertellen om de oorlogen in Irak en Afghanistan te bekostigen. Vele politici houden hier rekening mee, onder hen is de opmerkelijkste figuur Ron Paul, presidentskandiaat in de VS, die buitenlandse interventies wil vermijden en de Amerikaanse troepen die overal ter wereld zijn gestationeerd wil terughalen. Reden: te hoge kosten voor de Amerikaanse burger. Akkoord, binnen een korte termijnvisie. Maar wanneer we een lange termijnsvisie hanteren merken we een ander verhaal. Wanneer we schurkenstaten laten begaan en ons enkel richtten op onze eigen veiligheid dan treden er enkele consequenties op: de schurkenstaten kunnen zich ontplooien, zijn daardoor in staat om onze veiligheid te bedreigen en als antwoord daarop moeten wij, westerse landen, onze defensiekrachten vergroten. En dit is een fundamenteel punt: de europese defensieuitgaven worden immers gelegitimeerd door het bestaan van schurkenstaten. Die defensieuitgaven zijn hoog, terwijl europa dan nog niet eens voluit meewerkt aan interventies. De vraag is dus wat te verkiezen valt: een interventiebeleid dat schurkenstaten binnenvalt om er een democratische en stabiele situatie te doen ontstaan waardoor de dreiging voor ons wegvalt (samenwerking en stabiliteit in europa kon immers ook een wapenwedloop afremmen) of een koude oorlog waarin niemand zijn pionnen beweegt maar waarin opbiedend machtsvertoon leidt tot hoge defensieuitgaven. De eerste visie kost ons veel geld op korte termijn, maar zal stabiliteit betekenen op lange termijn. De tweede visie zal waarschijnlijk nooit tot een stabiele wereldorde leidden en heeft permanent hoge defensieuitgaven tot gevolg.

Hierbij wil ik stellen dat ik geenzins een wereldoorlog uitroep die overal waar kan ingrijpt om mensenrechten, democratie en andere waarden te vestigen. Neen, wat wel noodzakelijk is op wereldschaal is de stabiliteit bekomen die wij nu op europese schaal kennen en daarvoor moeten enkele schurkenstaten op hun rechten en plichten worden gewezen. Irak was daar een goed voorbeeld van, maar ook Noord Korea, Birma en andere verdienen aandacht.

Ik ben voor humanitaire interventies en ik ben van mening dat al wie tegenstander is, een onverscholen romantische visie op de hedendaagse wereld hanteert en de mening van totalitaire leiders boven die van miljoenen burgers aldaar plaatst. Interventies? Ja en daar kan het argument van de kostprijs weinig tegen in brengen.

2 Tweede opmerking handelt over de filosofie van Derrida waarin ik volgende opmerking kon ontleden:

'Een begeerte die zich door niets anders laat leiden dan door de waarde van de aanwezigheid, streeft iets na dat onvermijdelijke de dood met zich meebrengt'

Wie uitsluitend en onvoorwaardelijk de aanwezigheid viseert, kan niets anders dan ze missen. De vraag stelt zich dus maar of begeerte naar aanwezigheid, op zich een doel, ooit wel een eindpunt kent. Dat eindpunt zou impliceren dat het doel, de begeerte op zich, volkomen bereikt is. Dat verlangen naar iets verschillende consequenties kan doen ontstaan die net dat verlangen tegengaan is duidelijk. Maar kan het ook zijn dat begeerte zo verlangelijk wordt dat ze de oorspronkele begeerte ondermijnt. Derrida schreef er zelf een verhaal over:

Eros ontwaakt uit een diepe slaap met een hevige begeerte naar Présence, een vrouw die hij echter nog nooit heeft gezien. Onerwijld begeeft hij zich op pad. Maar twijfels remmen hem af wanneer het beslissende ogenblik van een ontmoeting naderbij komt. Op het ogenblik dat hij haar zal veroveren, aarzelt hij en neemt opnieuw afstand. Hij is niet in staat om haar in zijn armen te sluiten. In zichzelf ondervindt hij een toenemende weerstand en weerzin. Hoe verder de geliefde van hem is, hoe heviger zijn verlangen naar haar. Hoe groter echter de toenadering, hoe sterker hij zich ook door haar afgestoten voelt. Door een noodzakelijk gebeuren kan hij niets anders dan zich van haar afwenden. Maar dit zich afwenden is tergelijkertijd een zich toewenden naar en zich aangetrokken voelen door een tweede vrouwelijke personage: Absence. Ook haar mocht hij nog nooit aanschouwen. Wanneer hij zich volledig in haar dreigt te verliezen, herhaalt zich hetzelfde gebeuren van vooraf aan: opnieuw deinst hij onwillekeurig voor haar duizelingwekkende diepte terug. Het gevolg is dat hij onophoudelijk heen-en-weer slingert tussen de twee personages, onbekwaam om een definitieve beslissing te nemen. De begeerte draagt in zich de kiemen van haar eigen opheffing. In haar beweging van toe-eigening ligt tegelijk ook een rem, een dwarsbomen van haar elan.

Wanneer we teksten als deze willen snappen moeten we rekening houden dat Derrida aan zijn termen complexe betekenissen verbindt. Begeerte en noodzaak blijken dan ook niet de interpretatie te krijgen die wij eraan verbinden. Hij ziet een mens dan ook als een complex wezen, bestaande uit meerdere veelheden en niet samenvallend met een vast identiteitskader. In die gedachten van veelheden kunnen deze elkaar opheffen.

zaterdag 23 februari 2008

Debat LVSV Gent

Nu ik onlangs lid geworden ben van LVSV, ben ik present op hun activiteiten. Zo ook woensdag op hun krokodillendebat. Herman De Croo en Vic Anciaux, de krokodillen van dienst, gingen er in debat onder toeziend oog van Johny Vansevenant. We moeten toegeven, de opkomst was wel wat teleurstellend wanneer we de vergelijking maken met het openingsdebat in het eerste semester (stampvol auditorium) maar dat lag hoogstwaarschijnlijk aan de matige affiche door de vele afzeggingen. Het debat was met momenten interresant en zeker zeer amusant. Twee oude rotten die elkaar zeer goed kennen en spontaan met elkaar in discussie gingen kon niets anders dan vuurwerk opleveren. Wat echter nog interresanter was, was de nadronk en discussies achteraf in de latin quarter (overpoort) waar het LVSV een gratis vat had voorzien. Echter de situatie daar was wat raar: discussieren over een minimale staat terwijl Che Guevara op je neerkijkt vanop de muur en het gehele café naar cuba ruikt. Toch opnieuw een geslaagde avond, waardoor ik pas om 3u in mijn bed kon gaan liggen.

Overzicht van het auditorium een kwartiertje voor het debat


Herman De Croo, Johny Vansevenant en Vic Anciaux

woensdag 20 februari 2008

Debat LVSV Leuven

Gisteren was er terug één van de befaamde debatten van LVSV Leuven. Ditmaal met vertegenwoordigers van de drie traditionele partijen, ook over de taalgrens heen. Didier Reynders, Rudy Demotte, Jo Vandeurzen en Clothilde Nyssens lieten op het laatste moment nog hun afwezigheid optekenen. Zo ging het debat van start met Hugo Vandenberghe (CD&V), Bruno Tobback (SP.a) Rik Daems (Open VLD), Francois Xavier de Donnea (MR) en Jean Dréze (CDh) De Waalse socialisten waren niet vertegenwoordigt, maar moderator Goedele Devroy opende het debat met te stellen dat Jean Dréze evenzeer de belangen van die partij kan verdedigen. Didier Reynders spreekt immers altijd over het kartel PS-CDh en kartelpartners kunnen zich toch vinden in elkaars standpunten, iets wat de heer De Wever van NVA kan benadrukken :) Bruno Tobback trok als eerste ferm van leer met een rechtstreeks aanval op de huidige interim regering. Die zouden de mensen wat wijs maken en zouden vooral veel beloofd, maar weinig te bieden hebben. Ik vond het opmerkelijk dat meneer Tobback zich direct zo goed thuis voelt in de oppositie en in de huidige politieke crisis van vandaag weigert mee te werken aan een constructieve oplossing. Hij distantieert zich liever van moedig en moeilijk politiek werk, maar dat zal hij wel gemeen hebben met zijn vriend Vandelanotte. Hugo Vandenberghe daarentegen was iets rustiger in het debat, misschien wel iets te rustig. Niet echt standpunten innemend bleef hij op een professortaaltje het debat aaneenpraten. Wanneer hij iets niet wist stelde hij dat afgewacht moest worden met een antwoord tot Yves Leterme ernaar kan gevaagd worden. Bruno Tobback reageerde daar correct op met: ‘er is toch nog wel een ander CD&V buiten Leterme’. Maar verder dan dit politiek moddergooien kwam het debat niet. Op het einde begon het meer te lijken op een welles niets spelletje waarin kindjes van 5 jaar zich nog mee zouden amuseren. Jullie hebben die begroting goedgekeurd. Neen jullie. Wij gaan de notionele interest aanpassen. Neen dat gaat je niet lukken. Jullie hebben Wallonië geld én daarmee een belangrijke pasmunt gegeven. Neen dat hebben we niet. En zo ging het maar verder: een Nederlandse bezoeker die achteraf een vraag stelde over deze manier van politiek voeren lachte in zijn vuistje.

Terug naar het debat, want dat er geen hoogstaande inhoud werd aangehaald betekent niet dat er geen interessante stellingen werden verkondigd. Zo vond ik de Donnea van de MR wel opmerkelijk. Hij had duidelijk een probleem met socialisten: ‘Meneer Tobback u moet toegeven dat bepaalde systemen in de huidige realiteit beter werken dan andere’ maar wist naar mijn mening waarschijnlijk niet waarom. Zo’n uitspraken zijn in LVSV debatten echter populair en dus oogstte de Donnea het nodige handgeklap. De Donnea sprak verder nog over BHV en de aanstelling van de burgemeesters in de rand. Dat laatste probleem probeerde hij wat te vereenvoudigen: ‘die burgemeesters hebben niemand verkracht en niemand gedood’ maar daarmee bracht hij niet echt een inbreng in het werkelijke debat. Dat hij BHV symbolisch noemde steunde ook op weinig fundament. Als het dan toch symbolisch is waarom hechtten de Franstaligen er dan zo’n belang aan. En waarom vinden ze het noodzakelijk dat sociaal economische dossiers die vooral Wallonië aanbelangen erdoor worden uitgesteld. Het is het standpunt van de Franstaligen met betrekking tot BHV, waardoor de economie van België gaat slabakken.

Wat ook duidelijk werd uit het debat en waar Rik Daems op wees is dat het kartel Cd&V-NVA de kiezer op een slinkse wijze heeft bedrogen. Ze beloofden immers dat een probleem als BHV in 5 minuten kon worden opgelost, dat in no time 1000 gevangeniscellen konden worden bijgebouwd en dat zowel een verlaging op de belastingen als een hogere sociale zekerheid mogelijk waren. Mis gedacht; want het probleem van BHV lijkt niet voor deze legislatuur een oplossing te krijgen, over duizend cellen, de splitsing van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg wordt al lang niet mee gesproken. Ik kan Bart Dewever begrijpen als hij niet in zo’n regering wil stappen. Ik vind het echter wel jammer dat hij de Franstaligen als de schuldigen aanwijst, want het is net kartelpartner CD&V dat geen daden bij zijn woorden wil zetten en te terughoudend is op communautair vlak. Ze willen immers niet beschouwd worden als een extremistische partij. Het debat gisteren was dus wat ondermaats, te veel een aanhalen van kleine anekdotes en stomme opmerkingen, dan tot een waarlijk inhoudelijk debat te komen. Het LVSV dat van ideologische politiek zijn doelstelling maakt, verdient beter.

Opgebouwde of afgedwongen piramide

Vorige week naar een debat geweest over: ‘het Europa van de regio’s door de AEGEE, de KIB en de CDS. Ja ik weet het, die laatste zijn christen democratisch ingesteld, maar aangezien mijn interesse in internationale politiek groot is, neem ik dat feit er wel bij. De moderator van dienst was ene Frank Delmartino, die iets in de sociale wetenschappen doceert. Sprekers van dienst waren Saïd El Khadraouï (Europarlementslid voor de Sp.a) Luc Vandenbrande (Cd&V en voorzitter comité van de regio’s) en Koen Dillen (Europarlementslid voor Vlaams belang). Afgaand op de achtergrond van de sprekers leek het me meer dan normaal dat we hier drie verschillende meningen zouden kunnen ontleden in het debat en dat was ook zo. Saïd ging immers als eerste van start met een pleidooi voor een sterk Europa. Hij stelde dat we ons teveel richtten op onszelf en te weinig op de veranderingen in de wereld. Een sterk Europa lijkt voor hem logisch als we de internationale problemen met betrekking tot transport, energie en klimaat willen oplossen. Luc Vandenbrande was hoewel onder bepaalde voorwaarden even enthousiast als Saïd. Zijn ultieme voorwaarde was dat we de directe zijns en gevoelswereld van de mens (de regio) ook belangrijk achtten in de huidige globaliseringtrend. Hij haalde het begrip ‘meerlagige mens’ aan en pleitte dus voor een meerlagig bestuur (regio’s, naties, Europa). Koen Dillen van Vlaams Belang kelderde dit meerlagige bestuur en stelde dat zoiets in feite niet bestaat aangezien de mens vooral aandacht besteed aan zijn directe lokale omgeving. Hij sprak van het Europese monster dat het kleine niveau in de verdrukking brengt. De reactie van Koen Dillen op het Europese avontuur was dus eerder negatief of toch alvast veel negatiever dan de reacties van zijn medesprekers.

Ik was er zelf wat van geschrokken maar ik moet eerlijk toegeven dat ik mijzelf vooral achter de mening van Koen Dillen kon plaatsen. Want wanneer we het Europa van vandaag analyseren merken we dat het monsterlijke trekjes begint te krijgen. En dat door verschillende redenen. Het Europese niveau is immers allesbehalve efficiënt: het beslissingsproces verloopt uiterst traag, de boekhouding klopt langs geen kanten en grote hopen belastingsgeld worden er verspild. Daarmee komen we aan mijn tweede reden: de grote kosten van het Europese niveau. Iedere Belg draagt immers ieder jaar een grote som geld af aan Europa. Wat krijgen we daarvoor terug: een afschuwelijk landbouwbeleid dat meer slecht dan goed doet en grote investeringen in gebouwinfrastructuur, ambtenaren, enz… Daar hebben we als burgers dus weinig nut van. Ja, Wallonië krijgt Europese steun, maar daar is het zelf nooit veel beter van geworden, want zoals Koen Dillen die avond zei: ‘Wallonië gaat achteruit door Europese structuurfondsen, Europa kent het probleem aldaar namelijk niet’. Derde reden voor mij Europese negativisme: Europa is niet democratisch. Het Europese parlement dat wel democratisch wordt verkozen bezit weinig tot geen zeggenschap. In feite weten zelfs weinigen wie nu juist wat te zeggen heeft op het Europese niveau. Verschillende lobbyisten, commissies, regio’s, regeringsleiders, parlementsleden en andere zogezegde Europese visionairen eisen hun brok van de beslissingsprocedure op, waardoor alles zo complex wordt dat zelfs europarlementairen het niet meer begrijpen. Geen wonder dat de boekhouding nooit klopt! Verder kent Europa geen enkele verbinding met zijn burgers. Het is een uiterst afstandelijk niveau, dat zoals gezegd niet democratisch tot stand is gekomen. De EU neemt beslissingen die miljoenen mensen aanbelangen, en brengt daardoor lokale niveaus in verdrukking. Het Europese niveau is het eerste politieke niveau waarin de burger niet meer kan participeren en is dus allesbehalve afgestemd op de westerse liberale democratieën.

Luc Vandenbrande ging verder in het debat door op het kunstmatige van bepaalde regio’s. Neem nu Frankrijk, waar regio’s werden opgedeeld uit puur economische belangen. De gemaakte grenzen (te vergelijken met onze fusie van gemeenten) bakenen wel administratieve en geen culturele identiteit af, stelde Vandenbrande. Wel ik ben van mening dat regio’s die ontstaan uit economische belangen, een even grote legitimiteit hebben als regio’s die culturele identiteiten afbakenen. Het Waalse gewest is toch ook ontstaan uit economisch belang en ik ben er van overtuigd dat wanneer Wallonië meer zelfbeschikkingsrecht zou krijgen op economisch vlak, dat positieve gevolgen zou opleveren voor deze regio. Het afbakenen van culturele identiteit heeft hier weinig tot niets mee te zien. Het is waar wat Vandenbrande daarna stelde; dat regio’s zoals Noord-Ierland, het Baskenland en Vlaanderen specifieke aandacht vereisen. Maar zou de economische realiteit daar niet meer uitgang bieden dan het blijven opdelen en afbakenen van culturele identiteit. Net daarom kan ik Koen Dillen niet volgen als hij spreekt over een Vlaamse identiteit. Vasthouden aan zo’n uitgangspunt betekent immers dat je mensen gaat reduceren tot enkele factoren. Ik ben voorstander van een Europa opgesplitst in regio’s, maar dan moeten ze meer dan louter symbolische bestaansvoorwaarden aanbieden. Saïd moest het probleem zonodig nog wat complexer maken en stelde dat er grensregionale verbindingen ontstaan zoals Doornik-Lille-Kortrijk en zelfs verbindingen tussen steden en regio’s die niet geografisch met elkaar zijn verbonden. Dat deze regio’s vooral vanuit politieke redenen ontstaan vertelde hij er niet bij. Het debat ging nog lange tijd verder, maar veel interessant werd er niet meer verteld. Alleen de anekdote van Koen Dillen, dat de Britse conservatieven een toetreding van Turkije goedkeuren omdat ze zo hopen dat Europa zal crashen was nog iets om over na te denken. De discussie opgestart door Koen Dillen of Europa om hygiënische redenen mocht verbieden een kaas in de Auvergne te kweken in oude houten vaten, was verder vooral amusant, maar inhoudelijk weinig verrijkend.

Al jaren wordt er een oplossing gezocht voor heel deze problematiek van Europa, subsidiariteit en regio’s. In feite is de oplossing zeer simpel, maar niemand lijkt hem te kunnen ontdekken uit de grote wanorde van het hedendaagse Europa. Het probleem situeert hem in de piramidestructuur van onze hedendaagse politiek. Met piramide bedoel ik dat de verschillende niveaus hiërarchisch boven elkaar staan. Het Europese niveau boven de verschillende staten, de staten nog altijd boven de verschillende regio’s en deze regio’s boven de gemeenten en dat eventueel nog met een provinciaal niveau ertussen. Een piramidestructuur is in feite niet slecht aangezien een hiërarchische structuur nodig is voor een efficiënte werking: moesten alle gemeenten of zelfs alle individuen zichzelf vertegenwoordigen op één niveau zonder bovenstaande zou dat immers leiden tot chaotische toestanden, maar dat lijkt me duidelijk. Maar hoe die piramidestructuur werkt is wel belangrijk, nu zien we immers dat de structuur van boven naar beneden werkt. Het Europese niveau maakt wetten die het aan de onderliggende niveaus oplegt, zonder veel overleg met die niveaus (Saïd stelde dat regionale rapporten gewoon niet worden gelezen). De verbinding tussen staten en regio’s gebeurt op dezelfde manier: het opleggen van regels aan het lagere niveau. En ook de gemeenten krijgen verschillende regels opgelegd waar ze weinig tot geen inspraak in hebben. Dat de hogere niveaus steeds meer bevoegdheden naar zich toe trekken duidt op dezelfde strategie: het centraliseren van de macht. En daar ben ik principieel tegen; het is namelijk door het hanteren van die strategie dat een afstandelijkheid tussen politiek en burger ontstaat en dat een goede werking onmogelijk wordt. Ik bepleit dan ook om een omgekeerde strategie, te vergelijken met het Zwitserse model, te hanteren. Daarin is het lokale niveau het belangrijkste binnen de piramide en worden bevoegdheden die niet door het lokale niveau kunnen uitgeoefend naar hogere niveaus gebracht. Ook start de besluitvorming bij het lokale niveau. In mijn model zou het Europese niveau een zeer slanke overheid zijn, die enkel sturend werk verricht en toekijkt op samenwerkingsverbanden. Deze strategie zou de macht decentraliseren want het omgekeerde is het hedendaagse politieke probleem. Centralisatie trekt immers politieke besluitvorming weg van de burgers naar een afstandelijk en kunstmatig niveau. Overal zien we deze centralisatiepolitiek. In China waar één partij alle beslissingen neemt, in Birma, Turkmenistan en Pakistan waar net hetzelfde gebeurt. Maar verder ook in Amerika (waar de president te veel macht krijgt), in europa, waar enkele leden van de Europese Comissie beslissingen nemen voor heel Europa en in België, waar één gedeputeerde mag beslissen wat kunst is en wat niet. Er moet een einde komen aan deze centralisatie en laten we dan ook beginnen bij Europa waar deze strategie afschuwelijke afmetingen begint aan te nemen.

vrijdag 15 februari 2008

De treinen van de staat

Er scheelt iets serieus met de werking van de NMBS. Vele van de treinen lopen vertraging op, de opdeling en kunstmatige samenwerking tussen de drie spoorbedrijven loopt mank en steeds meer worden we geplaagd door stakingsacties en andere problemen. De hoofdreden dat de spoorwegen door de overheid worden gerund, zijn volgens mij toch de principes ‘zekerheid’, ‘kwaliteit’ en ‘transport voor iedereen’. Laat ik mij duidelijk stellen, ik ben er van overtuigd dat de spoorwegen ook privé zouden kunnen worden uitgebaat. Maar als we dan toch moeten leven met een door de overheid gesubsidieerde instelling als de NMBS dan moeten er toch enkele vragen gesteld worden met betrekking tot de drie eerder geformuleerde punten. Neem nu zekerheid, want daar situeren zich alsmaar meer narigheden. Zo komen, zoals gezegd, veel treinen nauwelijks op tijd aan, terwijl sommige zelfs helemaal niet verschijnen. Ook talloze stakingsacties bezorgen veel reizigers en bedrijven grote zorgen. Dat de NMBS meer zekerheid zou bieden dan een privé bedrijf is zeker en vast een wat wankele stelling. Verder is het argument dat een privébedrijf de minder drukke lijnen niet zou runnen ook niet echt gestaafd. Het is net de NMBS dat enkel drukke lijnen runt en daar dan ook grote aandacht aan besteed. Vooral rond Brussel worden investeringen gedaan en zijn voldoende stations. Hier in het verre West Vlaanderen worden alleen de steden bedient en sporen naar de westhoek amper twee lijnen. De wisselwerking met ‘de lijn’ laat ook al te wensen over, waardoor het openbaar vervoer in Vlaanderen allesbehalve efficient werkt. Ook over kwaliteit kunnen we natuurlijk voldoende discussierren. Studenten mogen immers de vrijdagavond het gehele traject rechtstaan, terwijl in eerste klasse talrijk veel plaatsen overblijven. De NMBS speelt niet voldoende genoeg in op drukke tijdstippen, maar dat is niet opmerkelijk: het is al langer gebleken dat het een logge en trage instelling is.

Het laatste van de drie puntjes is misschien wel het meest opmerkelijk: ‘transport voor iedereen’. Wat ik al zei, dat niet alle mensen even goed zijn aangesloten op de spoorwegen waardoor ze nog vele euro’s mogen besteden aan ander openbaar vervoer is hier een eerste groot probleem. Ten tweede kunnen we stellen of de spoorwegen wel openstaan voor iedereen. De gemiddelde burger betaalt immers 15 euro om naar Brussel te sporen wat voor veel mensen te duur is. Dat de prijzen dan nog zo ‘laag’ zijn is te danken aan de Belgische belastingsbetaler. Want zoals Herma De Croo onlangs stelde: "De NMBS kost elke belastingbetaler 235 euro per jaar. Ook aan de 93 pct Belgen die niet elke dag de trein neemt. Dat is veel, heel veel geld". Ik vind het niet kunnen dat mensen die met moeite rondkomen en nooit de trein kunnen gebruiken omdat ze er het geld niet voor hebben, mijn campuskaart moeten financiëren. Het is een absurde situatie die we in een geprivatiseerde spoorwegmarkt niet zouden kennen. Ok, de prijzen zouden misschien hoger uitvallen, maar niet zoveel hoger dan vele non-believers denken. En dan nog, een belastingsverlaging van 2,5 miljard euro zou de reizigers immers de middelen geven om het openbaar vervoer te kunnen nemen. Het zou ook de economie ten goede komen, maar dat is natuurlijk een andere discussie.

Conclusie: de NMBS zal nooit efficiënt werken zolang het een staatsbedrijf is. Hoeveel of hoe weinig kwaliteit het ook biedt, het krijgt ieder jaar dezelfde subsidies toegestopt. Nog altijd sporen op iedere trein 3 à 5 personen mee die betaald worden door de overheid. Dat duidt al wat de NMBS in werkelijkheid is: een werklozen-werkgever. Er werken ruim 20.000 mensen wat voor zo’n bedrijf te veel is. Een privébedrijf zou nooit zoveel menselijk kapitaal verspillen. Ook zou een privébedrijf nooit zoveel geld verspillen aan de architecturale uitstraling van hun stations, iets wat de NMBS nu wel doet. Wat ik dan ook vooraan op de website van de NMBS vindt is niet meer dan correct: ‘U bent het die ons drijft om altijd voorop te blijven’. Natuurlijk is het wij, burgers die de NMBS drijven. Het is immers ons belastingsgeld dat deze instelling draaiende houdt.

Jong VLD Staden online

Internet is een zalig gegeven: je kan er bijna onbeperkt je mening kwijt en via websites kun je jezelf gemakkelijk profileren. Internet neemt zelfs in de politiek een belangrijke rol in, kijk maar naar de internetcampagnes van Barack Obama en Ron Paul tijdens de Amerikaanse voorverkiezingen. Daarom kon Jong VLD Staden als bruisende politieke vereniging dan ook niet achterblijven. Ik heb me dan ook samen met de andere bestuursleden rond de tafel gezet,om een website voor onze vereniging te ontwerpen. Het is http://www.jongvldstaden.be/ geworden. Sinds vandaag is hij eindelijk, bijna volledig, online. Je kan er allerlei informatie vinden, zoals nieuwtjes, de historiek van Jong VLD Staden, enkele standpunten, info over de leden en vooral foto's van onze talrijke activiteiten. Deze en volgende week wordt er nog aan gewerkt om alle activiteiten (zo'n 50tal) online te zetten, wordt de ledenpagina nog geupate en wordt een contactpagina gemaakt.Toch kan u nu al wat rondkijken op een, al zeg ik het zelf, verfrissende site. Het is natuurlijk nog altijd maar mijn eerste webcreatie dus de laatste technische snufjes moet je niet verwachten, maar daar werk ik nog aan. Ik wil mij vanaf nu volledig in het Flashwereldje werpen dus je mag nog het een en ander verwachten van mij. Tot dan moet je het stellen met de nieuwe site van jong vld staden en deze blog.

maandag 11 februari 2008

Dynamic


Bovenstaand project is eigenlijk een toonvoorbeeld van mijn liefdadigheid :). Het is immers een project dat ik heb ontworpen en gemaakt samen met een maat van mij die wat in de problemen was met zijn werk voor school en weinig tijd over had om nog die ene opdracht er bij te nemen. Het is in mijn tweede jaar ontworpen en de opdracht had iets te maken met de relatie architectuur en kledij. Ik en mijn maat ontwierpen een huis dat net zo dynamisch is als zou het kledij zijn. Alle muren zijn immers verschuifbaar en op die manier kan de bewoner zelf bepalen welke architectuur bij welke dag hoort. U hoort het, alweer een conceptuele opdracht/ontwerp, zoals zovele in mijn school. Dat het ontwerp niet zo uitmuntend was ligt misschien wel aan de tijdsdruk (twee dagen voor één project), toch vind ik dat het maquetje nog wel iets moois is geworden.

Elke wand was verschuifbaar op de profielen

Ruimtes konden worden opengemaakt en weer gesloten wanneer het klimaat dat toeliet.
Een zeer futuristische architectuur.
De reflecterende platen aan de buitenkant hadden tot bedoeling de omgeving te spiegelen, zodat het paviljoen geïntegreerd werd. Misschien kwam dit niet zo goed tot uiting of was het niet direct zo'n goed idee

Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid.

Bovenstaande foto is er een genomen in mijn kot te Gent. Wanneer je er binnenkomt springt de tekst (liberté égalité, Fraternité) direct in het oog. Ik heb er al veel reacties op gehad van verschillende bezoekers die de slogan was opgevallen. Velen weten dat ik politiek actief ben en dat ik de liberale ideologie verdedig. Toch kunnen velen er niet bijkomen waarom ik de slogan van de franse revolutie aan mijn muur hang. Termen als égalité en fraternité zijn allesbehalve liberaal argumenteren ze dan. Wel daar ben ik niet mee akkoord en in volgend artikel wil ik verduidelijken waarom de tekst op mijn muur zowat mijn slagzin is.

Een eerste reden is van politieke aard. Daarin verwijst de zin naar enkele begrippen die ik ontleed heb uit het werk van John Rawls, een politiek filosoof waar ik wel wat bewondering voor heb. Rawls spreekt immers in zijn rechtvaardigheidstheorie van drie beginselen. Ten eerste is er het vrijheidsbeginsel, dat stelt dat iedereen recht heeft op een zo uitgebreid mogelijk geheel van rechten en vrijheden, voor zover die verenigbaar zijn met die van anderen. Een tweede beginsel is het gelijkheidsbeginsel: sociaal-economische ongelijkheden zijn alleen dan te rechtvaardigen als er een systeem bestaat van gelijke kansen voor iedereen. Zijn derde beginsel het wederkerig beginsel stelt dat de verwachtingen van rijkere burgers, meer getalenteerden, maar tot op een zekere hoogte mag stijgen op een curve waarin deze verwachtingen tegenover die van de armere, minder getalenteerde burgers staan. In praktijk zou dat laatste kunnen betekenen dat de solidariteit tussen rijkere en armere burgers, door middel van belastingen op dat niveau mag zijn dat het de ontwikkeling van verschillende bevolkingslagen ten goede komt. Velen hebben Rawls zijn ideeën tot de hunne genomen, zowel socialisten als liberalen, christen democraten en anderen. Ik ben ervan overtuigd dat Rawls zijn theorie eerder liberaal van aard is: het vrijheidsbeginsel en de gelijkheid van kansen kunnen we immers zeker onderschrijven en dat derde beginsel kan je sowieso liberaal interpreteren want vanuit mijn standpunt is een efficiënte staat en een minimum belastingtarief de sleutel tot ontwikkeling. Een zeer korte uiteenzetting van Rawls, maar wat ik hiermee aanhaal is dat Rawls zijn theorie terug te brengen valt op de beginselen van de franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Er zijn sterke gelijkenissen tussen terug te vinden en vele filosofen ontleden die gelijkenissen. Een eerste reden waarom ik de slogan op mijn muur plaats is dus omdat de betekenis van de woorden zowel verwijzen naar Rawls zijn rechtvaardigheidstheorie als naar mijn eigen politieke ideeën.

Een tweede reden is de Franse revolutie zelf. Wanneer we die immers analyseren zien we dat ze oorspronkelijk ontstaan is uit een drang naar meer vrijheid en meer gelijkheid van kansen. Absolutistische vorsten en de kerk verspilden namelijk in die tijd enorme sommen belastingsgeld waar enkel de derde stand, de burgers, moesten voor opdraaien. De burgers stelden dat aan deze situatie een einde moest komen en namen het heft in eigen handen. En dat is juist wat me aanspreekt aan heel die geschiedenis van de revolutie: de burger die opkomt voor zichzelf, die zijn eigen rechten en vrijheden afdwingt en zich afzet tegen onrechtvaardige regimes en situaties. Op verschillende plaatsen ter wereld zou zo’n ingesteldheid veel onrechtvaardigheid uit de wereld helpen. Ook hier in België waar de overheid nog immens veel belastingsgeld verspilt en we, net zoals ten tijde van voor de Franse revolutie nog altijd geld afdragen naar de kerken zonder onze toestemming, zou één en ander mogen veranderen. De slogan spreekt mij dus mede aan omdat het een initiatief was van individuen in een totalitaire staat. Verder kan het feit dat deze slogan een republiek heeft kunnen bewerkstelligen en de invloed van de kerk heeft kunnen afbouwen, mij wel bekoren. Dus om het kort te houden: de slogan vertegenwoordigt niet alleen mijn politieke visie maar staat ook op mijn muur om mensen erop te wijzen dat initiatief van mensen veel kan bewerkstelligen en dat we niet mogen vergeten dat wij individuen, en niet een totalitaire staat, de wet uitmaken.

vrijdag 8 februari 2008

Nieuw bestuur Jong VLD Staden

Gisteren werden op de ledenvergadering van Jong VLD Staden de resultaten van de voorzitter en bestuursverkiezingen bekendgemaakt. Op zich verandert er niet zoveel, en de uitkomst was dan ook op voorhand wat te voorspellen. Bart Bostoen is verkozen voor een tweede termijn als voorzitter. Bart was de enige kandidaat voor het voorzitterschap en haalde 100% van de stemmen binnen. Die avond werden ook de bestuursfuncties herverdeeld. Tine Dekonynck blijft ondervoorzitter, Sofie Claeys blijft ook op post als secretaris, Francesco Vanderjeugd behoudt zijn functie als penningmeester en ook ikzelf behoudt dezelfde functie als in de vorige termijn, namelijk Public Relations. Eén persoon verliet het bestuur: Virginie Debackere. Ze kan haar studies en haar werk niet meer ten volle combineren met Jong VLD en ze heeft dan ook besloten om uit het bestuur te stappen. Toch blijft ze betrokken bij Jong VLD Staden als lid. We mogen dan weer wel een nieuw bestuurslid verwelkomen: Willem Coppenolle. Willem wordt politiek Secretaris en die functie zal hem zeker goed liggen. Met 5 jaar rechten achter de boeg en een politieke 'training' in LVSV Leuven bezit hij een sterke ideologische achtergrond. Wij zijn dan ook verheugd dat Willem ons komt vervoegen. Met verder nog onze recent benoemde erevoorzitter Joeri Deprez en erebestuurslid Bart Vangheluwe in het team kunnen we weer twee jaar op volle snelheid werken.

Het vorige bestuur tijdens het vijfjarig bestaan: Virginie Debackere, Bart Vangheluwe, Tine Dekonynck, Joeri Deprez, Francesco Vanderjeugd, Bart Bostoen, Sofie Claeys en ikzelf.


Willem Coppenolle, onze nieuwe politiek Secretaris in actie. Zouden we uit deze foto al wat van zijn ideologie kunnen ontleden?

Gisterenavond werd ook de kalender van het nieuwe werkjaar vastgelegd. Enkele data en actviteiten zijn echter nog onder voorbehoud.

22 Februari: Carnavalsparty: thema regeringsvorming

18 April: Rendez Vous met Louis Bril

10 Mei: Bowling

27 Juli: Westrozebeke binnenstebuiten

24 Augustus: Uitstap naar Blankenberge

20 September: Ribbetjesfestijn

Oktober: Debat

November: Sinterklaasactiviteit

December: Kerstmarkt

maandag 4 februari 2008

Titel interieurarchitect

Sinds enkele jaren wordt er door verschillende beroepsvereniging een titel en of beroepsbescherming aangevraagd voor intellectuele beroepen. Interieurarchitectuur is ook zo'n beroep en het begint er op te lijken dat zo'n titel bescherming in aantocht is. De vraag is natuurlijk of dit wel noodzakelijk is. Een titelbescherming kan zo zijn voordelen hebben: onbekwamen worden immers geweerd uit de interieurmarkt en kunnen zich dan de titel interieurarchitect niet meer aanmeten. Toch mogen we ook niet vergeten dat iedere bescherming, al dan niet noodzakelijk, bepaalde keuzemogelijkheden ontneemt. Zo kunnen we verwijzen naar de orde van architecten en de zeer beperkende maatregelen die daar worden opgelegd. Dit jaar studeer ik af als interieurarchitect en dus vroeg ik mij af of ik zo'n titelbescherming wel noodzakelijk vindt. Mijn antwoord daarop is neen of toch onder sterk voorbehoud en dat omwille van verschillende redenen.

Eerste reden: het feit dat je een zekere mate van bewegingsvrijheid kwijtspeelt wanneer een beroepsvereniging je taken en je beroep gaat omschrijven in de vorm van een titel. Op die manier kan je jezelf niet ontplooien, worden je functies afgebakend (het typische hokjesdenken) en kan je jezelf niet meer profileren naar de buitenomgeving toe als een veelzijdig vakman, aangezien je titel bepaalt welke taak jij hebt. De opleiding tot interieurarchitect kent sowieso al een veel te strak leerprogramma, wanneer je beroep ook diezelfde strakke regels kent, bestaat het probleem van een algemene nivellering waarin individuele initiatieven en kwaliteiten niet worden gewaardeerd. Geen enkele overheid moet voor het individu uitmaken welke taak hij moet uitvoeren, daarom pleit ik ook voor een zekere flexibiliteit van zowel opleidingen tot, als flexibiliteit van de beroepen zelfs.

Tweede reden: natuurlijk maar aanvullend van aard, maar het is ontegensprekelijk dat wanneer bepaalde mensen een titel wordt aangemeten, ze zichzelf nauwelijks meer in vraag stellen met betrekking tot het beroep waarvoor ze die titel hebben bekomen. Ook stelt de buitenomgeving de kwaliteiten van de desbetreffende titelvoerende persoon niet meer in vraag. Zo ontstaat een kwaliteitsverlies, aangezien degene met de titel zich niet genoodzaakt voelt zijn competenties te etaleren, zijn status is immers al bepaald door het bordje aan zijn voordeur.

Derde reden: een titelbescherming zal nooit of te nimmer een kwaliteitsverhoging inhouden wanneer de opleiding tot interieurarchitect de taak niet op zich neemt om kwalitatief te zijn. Wanneer kan gesproken worden van een kwalitatieve opleiding, nu zeker niet het geval, zullen consumenten het diploma als kwaliteitsattest kunnen aannemen in plaats van een nietszeggende titel. Daarom zie ik het nut niet in van een titelbescherming en al zeker niet van een beroepsbescherming; de problemen situeren zich immers binnen de opleidingen en de kwaliteit van het diploma interieurarchitectuur.

zondag 3 februari 2008

Jongerendebat Brugge

Gisteren was er in Brugge een jongerendebat met leden van de verschillende Brugse jongerenpartijenen. Zo waren onder andere Jong CD&V, Jong VLD, Animo (jong socialisten), Jong Groen en Jong NVA aanwezig. Omdat wij van Jong VLD Staden graag een debat meepikken en een goede relatie hebben met Jong VLD Brugge waren ikzelf en Bart Bostoen, de voorzitter van Jong VLD Staden, ook aanwezig. Het debat zelf had een specifiek concept: de eerste ronde stond volledig in het teken van de staatshervorming, in de tweede ronde werd voor de panelleden zelf een thema getrokken door een onschuldige hand. In de laatste ronde kon iedere panellid zelf een thema naar keuze voorleggen. In iedere ronde zetelde er per partij iemand anders, maar bij sommigen was dat niet mogelijk. Zo kon Jong Groen enkel aan de eerste ronde deelnemen en deed de persoon van Jong NVA alle drie de rondes.

De eerste ronde ging dus over de staatshervorming. Eerst werd de linkse partijen getoetst naar hun mening hieromtrent. Wat in het begin bleek was dat alletwee de linkse partijen om de reden dat ze geen vragende partij waren voor een staatshervorming, ook dachten dat ze hierover geen mening moesten hebben. Eigen keuze natuurlijk, maar ik denk dat je als politieker over verschillende thema’s een mening moet genereren, zelfs al interreseren die je niet. Van de linkse partijen kregen we dus niet direct een antwoord, alleen de wat ontwijkende stelling dat er andere, meer belangrijke problemen zijn dan de staatshervorming. Uit de antwoorden van Jong-CD&V kwam ook al niet direct één standpunt naar voor. Dat hij er daarentegen wel op wees dat een staatshervorming belangrijke positieve consequenties kon hebben op de economische toestand van ons land was correct. Hij haalde aan dat er in Wallonië en Brussel dubbel zoveel werkloosheid was dan in Vlaanderen en dat daaraan iets moest worden gedaan. Wat nu concreet, kon hij ons natuurlijk niet vertellen. Animo antwoordde daarop dat deze meerderheid aan jobs in Vlaanderen vooral interim jobs waren en dat we dat niet kunnen zien als volwaardige jobs en/of alternatieven. Een wat bizarre stelling aangezien een flexibele markt smeekt naar interimjobs. Terug naar de staatshervorming, want daarover had ook Jong NVA een antwoord. Zij pleitten nog altijd voor aan onafhankelijk Vlaanderen en wezen op de vele tegenstellingen tussen Vlamingen en Walen. Van een Vlaams nationalist konden we natuurlijk niets anders verwachten dan deze standpunten. Wat echter wel opmerkelijk is, is het grote verschil tussen Jong-CD&V en Jong-NVA. Deze laatste voelt zich immers volledig thuis in die Vlaamse beweging en vertoont dan ook rechtlijnigheid, de christen democraten daarentegen zijn wat onwenning door dat Vlaamse profiel dat ze worden opgespeld. Ze hebben er heel wat stemmen mee kunnen halen, maar willen zich nu geen extreem patroon aanmeten, de echte christen democraten blijven immers voorstander van een sterk België. Ik vraag mij dan ook af wat de bestaansreden was of is van het kartel, aangezien er weinig bindende factoren bestaan. Tussen deze wat wankele standpunten was er één dat mij toch wel het meeste aansprak. Dat was het standpunt van Jasper Pillen, voorzitter van Jong VLD Brugge. Het is niet omdat ik liberaal ben dat zijn standpunt mij het meest genegen was, neen het was gewoon het meest concreet, het meest realistisch en het meest doordacht. Jasper pleitte voor een dubbele staatshervorming die enerzijds bevoegdheden overhevelt naar de deelstaten en anderzijds bevoegdheden terug naar de federale overheid brengt. Dat om zowel sterke deelstaten als een sterke federale overheid te verkrijgen. De deelstaten zouden dan vooral bevoegdheden krijgen die het thema werkloosheid en werk aanbelangen omdat zich daar toch wel enkele specifieke problemen situeren. Verder wou Jasper de geluidsnormen terug op federaal niveau brengen, wat logisch lijkt, en benadrukte hij dat we bevoegdheden als zijnde sport niet uitsluitend moeten zien als Vlaams of Waals. Verder stelde hij dat de staatshervorming louter een middel is en zeker niet belangrijker dan bvb jobs of economie. Jong-CD&V had immers gesteld dat Guy Verhofstadt toendertijd de problemen omtrent de staatshervorming vooruit had geschoven, wat wel kan, aangezien het niet de hoofdreden was van het bestaan van Paars. Meer jobs daarentegen wel. Jasper Pillen stelde verder ook nog het principe van de taalgrens in vraag, wat ikzelf wel een interresante, en zeker over na te denken, opmerking vond.

Het debat wijdde wat uit, want ook Patricia Ceysens en de wapenexport kwamen aan de beurt. Ook daar bleken vooral de socialisten en de groenen niet goed ingelicht. Ze waren principeel tegen de exporten naar Engeland (die via daar in Saoudi Arabie terecht zouden komen). Wat ze echter niet wisten was het feit dat het louter over onderdelen voor pantserwagens ging en dat die handelingen in principe niet kunnen worden tegengehouden. Dat de drie meerderheidspartijen de onderdelenexport dan ook onlangs goedkeurden kan dit tot op zeker hoogte duiden. Deze onderdelen worden zelfs geproduceerd in een bedrijf in mijn gemeente en ik kan duidelijk zeggen: wapens worden er niet vervaardigt. Dat de zogezegde pantserwagens (het zouden zelfs vooral ambulances zijn) in Saoudi Arabië zouden terechtkomen leek voor Jasper Pillen nu ook niet zo’n uitzonderlijk probleem aangezien het verre van een schurkenstaat is. Ten slotte haalden Animo en Jong-Groen aan dat ze meer geld in ontwikkelingshulp wilden investeren en minder in defensie. Ze beweerden ook dat De crem beter mijnveger- en medische hulpunits kon inzetten in plaats van F16’s en soldaten. Rare stelling want we kunnen toch niet aannemen dat het gehele leger uit die medische units bestaat en dat we mijnen gaan vegen in Afghanistan. Animo hield met één iets geen rekening: ‘een stabiele situatie in Afghanistan door middel van militair toezicht is de beste ontwikkelingssamenwerking’. Jasper Pillen zou mij zeker kunnen hebben gevolgd in deze bewering: hij stelde dat België verplicht is soldaten te sturen omdat het zijn verplichting ten opzichte van de NAVO moet nakomen. Zijn wat provocerende stelling: 'Ieder dode Taliban is het geld die naar defensie vertrekt zeker waard', kon ik echter niet beamen. Defensie is er om een situatie te herstellen, en dat kan niet afgemeten worden aan het aantal doden die worden gemaakt.

In de tweede ronde kregen de panelleden een thema voorgeschoteld. Animo mocht de spits afbijten en kreeg het hen goed liggende thema: klimaat. De gebruikelijke socialistiche klimaatstandpunten kwamen aan bod, vooral de sluiting van de kerncentrales was een heet hangijzer. De discussie die daar op volgde was lachwekkend: iemand uit het publiek stelde dat België niet de mogelijkheden had om de kerncentrales te sluiten. België draait nog altijd voor 60% op kernenergie en de mogelijkheden voor het plaatsen van windkrachtcentrales en zonne-energie zijn beperkt. Animo die de kerncentrales in 2020 wou sluiten stelde dat we de energie maar uit het buitenland moesten gaan halen. Lachwekkend aangezien alle landen er naar streven om energieonafhankelijkheid te bewerkstelligen en onze buurlanden eveneens draaien op kernenergie. Animo draaide dan toch op het laatste nog bij en vertelde dat indien het niet anders kon dan met kernenergie, het dan maar daarmee moet.

Aan Animo hadden we dus niet veel, aan Jong CD&V dat het thema ontwikkelingshulp kreeg toegeschoven nog minder. Ja, er werden belangrijke punten aangehaald door de christen democraat, maar die werden aangeboden in het loutere aflezen van een partijprogramma. Er werdt ook niet echt één stelling ingenomen, enkel zaken waarover iedereen het tot op zeker hoogte eens was. Toen verwezen werdt naar landbouwsubsidies stelde de spreker dat het interresant kon zijn om ontwikkelingslanden landbouwsubsidies te geven. Dat toont zijn kennis ter zake aan. Hij had waarschijnlijk nog nooit gehoord van Europese landbouwsubsidies, HET ontwikkelingsprobleem bij uitstek.

Jong NVA mocht zijn mening geven over autoluw Brugge. Het vertolkte standpunt was niet eenduidig, toch werden enkele interresante punten aangehaald. Zo vond Jong NVA dat er wel sprake kan zijn van autoluwe winkelstraten, maar dat de handelaars daar vragende partij voor moeten zijn, anders is er geen sprake van. Animo voelde zich aangesproken; zij pleitten immers voor een autoluwe binnenstad en anders een heffing voor niet-bruggelingen die Brugge bezoeken. Absurd en daar wees Jong NVA ook op aangezien oude mensen of mensen die zijn gaan schoppen hun auto niet aan het station gaan zetten om dan 2 km te wandelen. Verder willen inwoners van Brugge mensen vooral ontvangen bij hun thuis. Dat er ontegensprekelijk beter openbaar vervoer mag komen en de parkingen net buiten de stad mogen verruimen is waar, maar de standpunten van Animo zijn toch ietwat te radicaal. Dat ze een aangepast wagentje voor ouderen en gehandicapten aanbrachten als de oplossing getuigd van weinig doordachtheid. Heffingen op bezoekers van de stad wordt in verschillende grootsteden al gedaan, maar dat Animo zo’n systeem in werking wil zien in Brugge is wat te grootschaals gedacht.

De spreker voor Jong VLD had een wat raar thema: ideologisch. Jong VLD stak van wal met de veelal aangehaald stellingen omtrent vrijheid, rechten en plichten, enz… Toen de vakbonden ter sprake kwamen liet hij degenen van Animo wat steigeren. De spreker stelde dat de vakbonden te veel macht hadden verworven, waardoor de werkgevers in een onfaire onderhandelingspositie terechtkomen, vooral bij stakingen. Animo had dit probleem echter niet opgemerkt en stelt de huidige vakbondprincipes nauwelijks in vraag. Toen Jong VLD stelde dat wapendracht een basisrecht is, en dat potentiele wapendragers al van kleinsaf moeten getest worden op hun vatbaarheid voor wapenmisbruik ontstond grote reactie. Dat kan ik begrijpen, want ik sta ook nauwelijks achter dat standpunt. Een psychologe in de zaal stelde zelfs vast dat deze vaststelling onmogelijk is. Toen de liberale spreker nog enkele ideologische algemeen liberale standpunten aanhaalde, bleek duidelijk dat vooral Animo weinig afweet van het liberale gedachtengoed. Wij, liberalen, bepleitten geen onmenselijke ongelijkheid zoals de socialisten die avond dachten, neen wij bepleitten zelfs een gelijkheid van kansen en dat op een hoger economisch en ontwikkelingsniveau dan dat de socialisten dat zouden kunnen. De heftige reacties waren dus voor niets nodig want gebaseerd op verkeerde vaststellingen. Het werdt naderhand wat sentimenteel: een kindje met werkloze ouders die zelf de strijk niet konden doen. De vraag blijft natuurlijk wie in staat is de beste economische situatie te bewerkstelligen en zo die kinderen de beste kansen kan geven. De socialisten die vooral goed zijn in het creëren van een sociaal klimaat met onnoemelijk hoge belastingstarieven waardoor een economische ontwikkeling bijna onmogelijk wordt? Of de liberalen die alle middelen hanteren om toch maar jobs te genereren en de economie te stimuleren? Als er niet gewerkt wordt gebeurd er niets, iets wat socialisten soms wat te veel uit het oog verliezen.

In de laatste ronde kon iedere spreker zelfs een thema kiezen. Sebastiaan Pot van Jong VLD Brugge koos daartoe voor de kerkbelasting. Om dit thema te kunnen begrijpen moet de huidige situatie in België met betrekking tot religie worden uitgelegd. In België gaat ruim 500 miljoen euro naar het onderhouden van de verschillende religies. Daarvan gaat meer dan 90% naar het katholicisme, terwijl er maar 25% katholieke kerkgangers zijn in België. Sebastiaan stelde voor om een belastingsverlaging uit te voeren van ruim 500 miljoen en de religies niet meer rechtstreeks te subsidieren. Ter vervanging van deze subsidies haalde Sebastiaan het principe van de kerkbelasting aan, dat vooral in Duitsland goed werkt. Concreet komt het erop neer dat mensen op hun belastingsbrief kunnen invullen of ze al dan niet een deel van hun belastingsgeld willen afstaan aan één religie naar keuze, indien niet mogen ze dat deel in hun zakken houden. Een goede regeling aangezien zo mensen uit vrije wil een donatie kunnen geven aan de kerkgemeenschap waartoe ze behoren. Maar dat was buiten Jong-CD&V gerekend dat stelde dat de donaties naar de kerk een klein bedrag uitmaakten. Ze plaatsten het tegenover het BNP van België waardoor ieder bedrag natuurlijk klein lijkt. Neen, ik ben ervan overtuigd, je kan er toch niet omheen dat 500 miljoen euro immens veel geld is voor Belgen. Ook stelde JongCD&V dat verschillende personen in België deze subsidies wel noodzakelijk vonden. Een wat rare stelling: ik kan een jaguar op mijn oprit ook noodzakelijk vinden maar daarvoor moet de staat of andere belastingsbetalers die daarvoor nog niet financiëren voor mij. Neen ik kon Sebastiaan zeker vinden in zijn voorstel en vraag me af waarom het nog altijd niet werd doorgevoerd.

Animo wou het hebben over het onderwijs en meer specifiek over de kwetsbaarheid van leerlingen die terechtkomen in het middelbare onderwijs. Animo stelde dat dezen te weinig kennis hebben om een keuze te kunnen maken tussen de verschillende richtingen in het middelbaar. Ze waren dan ook te vinden voor het invoeren van twee jaar algemeen middelbaar met de mogelijkheid tot keuzevakken. Iemand uit het jongCD&V kamp stelde daar tegenover dat die algemene opleiding leidt tot een nivellering van het onderwijsniveau, dat er toch weer keuzevakken insluipen zodat de leerling in kwestie toch keuzes moet maken en dat deze omschakeling te radicaal is om ooit door te voeren. Toen de spreker van Animo deze opmerking opnam, zette hij zijn eigen standpunt in vraag, wat op zich al sprekend is. Toen iemand van Jong VLD hem vroeg of de omschakelingen die Animo voorstelde opnieuw vanuit nationaal zouden worden doorgevoerd, kon de aangesproken persoon niets anders antwoordden dan dat het al altijd zo is geweest. Toch vind ik dat overleg met scholen, leerlingen en ouders een grotere invloed mag krijgen. Dat alles vanuit nationaal niveau moet gederigeerd worden is dan natuurlijk maar de vraag. Ik heb een oplossing voor het probleem dat Animo aaanbracht, als er al van een probleem sprake is. Een onderdeel van die oplossing kun je vinden in een artikel dat ik vorige maand op deze blog plaatste.

Jong NVA koos milieu als thema. Veel nieuws haalde de persoon in kwestie niet aan, buiten twee punten. Investeringen in hernieuwbare energie mogen er niet toe leidden dat onderzoek in de nucleaire sector moeten worden herleid tot nul. Verder kan een decentralisatie van de energieproductie de Co² uitstoot naar beneden halen aangezien energietransport veel energieverlies met zich meebrengt. Woningen of dorpen kunnen in die trend eigen windmolens en zonnepanelen plaatsen. Daarmee is het ook genoodzaakt dat de reglementeringen hieromtrent worden versoepeld.

Ten slotte had de laaste spreker, iemand van JongCD&V het over gokverslavingen. Verder dan het aanbrengen van enkele nieuwe reglementen en wetten die vooral beperkingen met zich meebrengen, kwam de spreker echter niet. Ook gebruikte de christen democraat verkeerde cijfers. Niet 20% van de Vlaamse jongeren heeft een gokverslaving, neen, 20% kwam ooit in contact met gokken. Een groot verschil. Sebastiaan Pot van Jong VLD Brugge ging iets te veel op in het debat en wees dan ook de christen democraten op het feit dat ze hun bijbel moesten lezen. Een misschien ietwat te provocerende opmerking.

Over het geheel gezien een boeiende avond. Dat sommige van de sprekers nauwelijks waren voorbereid deed hier geen afbreuk aan. Jong VLD Brugge kwam zeker als overwinnaar uit de bus, maar dat kan ook een persoonlijke mening zijn natuurlijk…

zaterdag 2 februari 2008

Omgekeerde frietzakken

Binnen mijn opleiding tot interieurarchitect ben ik al meermaals in contact gekomen met opdrachten voor publieke en/of politieke gebouwen. Zo mochten we tot nu toe al een uitbreiding van het SMAK, een stadhuis en een cultuurcentrum ontwerpen. Volgend semester is de opdracht een Europees regionaal huis te Brussel, dus eveneens publiek en politiek van aard. Doorheen deze opdrachten heb ik een visie kunnen ontwikkelen over publieke architectuur die steunt op verschillende pijlers. Echter, wanneer ik rond mij heen kijk en actuele projecten raadpleeg blijken er grote verschillen te bestaan tussen deze en mijn projecten. De verschillen situeren zich bijna tot op ieder aspect van de projecten, van opdrachtfase tot het uiteindelijke ontwerp. Ik wil dan aan de hand van een negatief voorbeeld duidelijk maken waar hem nu net die verschillen liggen. Dat negatieve voorbeeld is het nieuwe gerechtsgebouw in Antwerpen, voor mij een project waarbij enkele grote fouten zijn opgetreden. De vergelijking gebeurd aan de hand van enkele stellingen die deze fouten proberen bloot leggen.

Een zicht op de ingang van het nieuwe justitiepaleis in Antwerpen

De zijgevel van het nieuwe justitiepaleis


Moet publieke architectuur veel geld kosten?
Wel, mijn mening hieromtrent is duidelijk: neen? Publieke architectuur wordt namelijk gesubsidieerd door middel van belastingsgeld en het lijkt me getuigen van een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van dat belastingsgeld dat de overheid alle middelen gebruikt om de kosten van publieke architectuur zo veel mogelijk te beperken. Ook de architect moet zich hierbij aangesproken voelen en onnodige kosten achterwege laten. Dit lijkt allemaal natuurlijk zeer logisch, hoge belastingen hebben een negatieve invloed op de ontwikkeling en dus moeten we zo veel mogelijk waar nodig snoeien in de overheidsuitgaven. En laat dat nu net zijn wat onze overheden niet doen. Dat komt het best tot uiting in de uitgaven die gebeuren met betrekking tot publieke architectuur zoals gerechtsgebouwen, cultuurcentra, enz… Ons voorbeeld, het nieuw gerechtsgebouw in Antwerpen onderschrijft deze stelling. De kosten voor het gebouw werden immers voorafgaand geschat op 100 miljoen euro, wat duur te noemen is, maar binnen de perken blijft voor een project van zo’n omvang. Toen kwam Richard Rogers ten tonele; hij won immers de architectuurwedstrijd voor het nieuwe gerechtsgebouw. Aan Richard Rogers zijn kwaliteiten werdt niet getwijfeld: zijn Centre Pompidou in Parijs en zijn Millenium Dome in Londen zijn immers gebouwen met enige faam. Toen Richard de regie voor gebouwen vroeg om het ereloon van de architect voor het project op te trekken met 7% (van de gebruikelijke 5% naar 12% op het budget van de werken), kreeg hij dat dan ook. Richard was nog niet tevreden, hij vroeg voor de uitvoering nogmaals een verhoging met 7% en riante reis en verblijfskosten. Het budget voor het nieuwe gerechtsgebouw was dan ook nog eens fors gestegen tot 162 miljoen euro. De hierop geformuleerde reactie van Rik Daems (toenmalig minister van openbare werken) dat ‘een mooie vrouw nu eenmaal veel geld kost’ toont aan welke verantwoordelijkheid het bestuur hier neemt. Dat de kostprijs voor het nieuwe gerechtsgebouw, door middel van leasingconstructies, is gestegen tot 457 miljoen euro verduidelijkt hier dat de onverschilligheid van de federale overheid ten opzichte van het belastingsgeld van de burgers groot was. Zowel de federale overheid en de architect spelen hierin een grote rol. Deze laatste vooral omdat zijn ontwerp geen enkele rekening hield met de budgetten die gebruikelijk zijn voor zo’n projecten. Wat zo logisch lijkt, de uitgaven van de overheid beperken, blijkt zo moeilijk voor de betrokken personen. En niet alleen het gerechtsgebouw in Antwerpen is hierin een voorbeeld. Het nieuwe gerechtsgebouw in Gent zou voorafgaand 80 miljoen euro kosten terwijl dat nu gestegen is tot 264,6 miljoen euro. Deze twee nieuwe gerechtsgebouwen samen kost een modaal Belgisch gezin dus omgerekend zo’n 200 euro meer dan verwacht. Denk eens na wat u, als belastingbetaler, ging doen met dat geld.

Een luchtfoto van het gebouw


De inkomhal


Bestaat er een link tussen publieke architectuur en zijn omgeving?
Ja, natuurlijk bestaat die link; je bouwt immers in Barcelona niet hetzelfde gebouw als in Antwerpen. Een architect moet in het achterhoofd houden dat steden een identiteit hebben die historisch is gegroeid. De inwoners van een bepaalde stad kunnen dus een nieuw gebouw op een heel andere manier ontvangen dan inwoners van een andere stad. Sommige postmodernistische gebouwen hanteren deze strategie van stedelijk identiteit niet; ze vormen een discrepantie met de omgeving zodat de omwonenden zich niet kunnen associëren met het desbetreffende gebouw. Volgens mijn inziens zou een nieuw gebouw zowel een historische reflectie als een toekomstvisie moeten combineren (voor degenen die niet begrijpen wat ik bedoel: artikel ‘het einde van de grote verhalen’ gepost in december) Een gebouw moet zich dus verankeren in de stad en dat niet enkel beeldend. Italiaans architect Aldo Rossi stelde immers het volgende: ‘architectuur moet men niet afbeelden, men moet er in leven’. Wanneer we, met deze punten in het achterhoofd, terug verwijzen naar het gerechtsgebouw in Antwerpen wordt duidelijk dat de architect, Richard Rogers, weinig onderzoek heeft verricht naar de identiteit van de stad en zijn inwoners. De paraboloid roof forms in zijn dak zouden volgens hem verwijzen naar de nabijgelegen zeilboten en de vlaamse populieren. Die zijn er echter niet te bespeuren in de omgeving wat Rogers zijn verwijzing wat goedkoop maakt. Neen, wat werkelijk gebeurd is, is dat de architect en de politici zich wilden profileren aan de hand van een gebouw dat in het oog springt, dat iedereen zou gezien hebben. Dat eerder dan na te denken over de stedelijke identiteit en de voorwaarden van de inwoners van de stad of de gebruikers van het gebouw. Antwerpen heeft een identiteit die zeer specifiek te noemen is, maar daar heeft Rogers duidelijk geen rekening mee gehouden.


De ingang


Kan een gebouw een maatschappelijke invloed krijgen?
Ook dat kan; wanneer een publiek gebouw zich distantieërt van zijn omgeving distantieërt het zich net zoveel van de mensen die in die omgeving wonen. Simpel gezegd kunnen bvb politieke gebouwen die niet getuigen van openheid en transparantie of waar burgers zich niet voldoende mee kunnen associëren een vervreemding tussen burger en politiek in de hand werken. Men kan hier immers verwijzen naar de vaak aangehaalde leuze van de ivoren toren. Wanneer we dus een gerechtsgebouw consequent willen ontwerpen, dan moeten we vertrekken vanuit de bestaande relatie tussen burger en justitie. En laat dat nu net in België een probleem zijn. Na de zaak dutroux en de witte mars is het wantrouwen van de burger ten opzichte van justitie duidelijk. De recente blunders van Laurette Onkelincx zullen dit wantrouwen zeker en vast niet verzachten. Daar moet Rogers voor zijn ontwerp weinig notie van hebben genomen; met zijn monumentale ingang en zijn te originele en zelfs extravagante vormgeving doet zijn nieuwe gerechtsgebouw in niets onder tegenover het justitiepaleis in Brussel dat ook tot doel had de onmiddellijke omgeving te denigreren en de omwonenden belachelijk te maken. Een beetje bescheidenheid van het gerecht hadden we nu toch wel kunnen verwachten, maar zelfs dat krijgen we van Rogers niet. Het nieuwe gerechtsgebouw had een ‘huis van rechtvaardigheid’ moeten worden en geen 1984 (Orwell) instituut. Ik wil nu niet chauvinistisch doen, maar een Vlaamse architect zou wel meer rekening hebben gehouden met de stedelijke identiteit en de maatschappelijke onderstroom.
Kortom, het gerechtsgebouw van Antwerpen is een grap van de federale regering, die we best zo snel mogelijk vergeten…

Nog een leuke anekdote:

De ramen van het nieuwe justitiepaleis aan de Bolivarplaats in Antwerpen krijgen voor de eerste keer sinds de opening een grondige poetsbeurt. Zes glazenwassers zullen ongeveer twee maanden nodig hebben om de circa 39.000 vierkante meter aan raamoppervlakte schoon te schrobben. Op 2 januari is het precies een jaar geleden dat de allereerste openbare zitting plaatsvond in het nieuwe justitiepaleis. Door het veelvuldig gebruik van glas moest het gebouw het symbool bij uitstek worden van een transparante Justitie. Maar door het verkeer op de Antwerpse Ring en de werken in de buurt had het eerder een stoffig dan een transparant uiterlijk gekregen. Het was dus de hoogste tijd dat de ramen aan de binnen- en de buitenkant eens een flinke schrobbeurt kregen.

vrijdag 1 februari 2008

Een nieuwe start

Nu Open VLD een eigen fractie vormt in de Stadense gemeenteraad, lijkt het een goed moment om ons opnieuw te gaan profileren ten opzichte van de Stadense burgers, en dat met een liberaal programma in plaats van het vroegere 'Samen' programma. Daarbij kan ik verwijzen naar enkele doelstellingen die ik samen met Bart Bostoen tijdens de verkiezingscampagne in 2006 al had geformuleerd.

1 Lagere belastingen waardoor we jonge investeerders & inwoners kunnen aantrekken!
2 Inspraak in grote projecten & werkzaamheden: “De straat bepaalt de straat!”
3 Een mobiliteitsvriendelijke gemeente & geen pestparkeerbeleid noch belemmering van het verkeer!
4 Voorrang aan een goede basisinfrastructuur & dan pas prestigieuze projecten!
5 Een klantvriendelijke overheid met bijzondere aandacht naar de openingsuren voor zowel de jeugd als de werkende medemens!
6 De verdere uitbouw van een fuifvriendelijke & hoogstaande jongerengemeente!
7 Goed onderhouden landbouwwegen met voldoende ruimte voor een vlotte doorstroming, ook van landbouwvoertuigen!
8 De aanleg van een waterbufferreservoir die zowel dienst kan doen voor onze land - & tuinbouwers bij extreme droogte als voor een goede afwatering bij hevige regenval!

Acht korte puntjes, maar wel hoogdringend. Met deze punten werd twee jaar geleden duidelijk gesteld dat wij, jong liberalen ons richten op enkele specifieke liberale thema's: een verlaging van de belasting, een herevaluering van de uitgaven, een focus op basisinfrastructuur en een grotere inspraak en betrokkenheid van de Stadense burger. Dat zullen ook in de toekomst onze strijdpunten blijven en onze liberale gemeenteraadsleden of OCMW leden zullen hier dan ook doeltreffend op nazien. De laatste maanden blijkt dat dat noodzakelijk is want de CD&V meerderheid in Staden laat het niet om onverschillig om te springen met het geld van de burger en daartoe ook de belastingen te verhogen. Wij, Open VLD, zullen deze en andere problemen blijven aankaarten en waar nodig aanpassingen voorstellen...