zaterdag 2 februari 2008

Omgekeerde frietzakken

Binnen mijn opleiding tot interieurarchitect ben ik al meermaals in contact gekomen met opdrachten voor publieke en/of politieke gebouwen. Zo mochten we tot nu toe al een uitbreiding van het SMAK, een stadhuis en een cultuurcentrum ontwerpen. Volgend semester is de opdracht een Europees regionaal huis te Brussel, dus eveneens publiek en politiek van aard. Doorheen deze opdrachten heb ik een visie kunnen ontwikkelen over publieke architectuur die steunt op verschillende pijlers. Echter, wanneer ik rond mij heen kijk en actuele projecten raadpleeg blijken er grote verschillen te bestaan tussen deze en mijn projecten. De verschillen situeren zich bijna tot op ieder aspect van de projecten, van opdrachtfase tot het uiteindelijke ontwerp. Ik wil dan aan de hand van een negatief voorbeeld duidelijk maken waar hem nu net die verschillen liggen. Dat negatieve voorbeeld is het nieuwe gerechtsgebouw in Antwerpen, voor mij een project waarbij enkele grote fouten zijn opgetreden. De vergelijking gebeurd aan de hand van enkele stellingen die deze fouten proberen bloot leggen.

Een zicht op de ingang van het nieuwe justitiepaleis in Antwerpen

De zijgevel van het nieuwe justitiepaleis


Moet publieke architectuur veel geld kosten?
Wel, mijn mening hieromtrent is duidelijk: neen? Publieke architectuur wordt namelijk gesubsidieerd door middel van belastingsgeld en het lijkt me getuigen van een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van dat belastingsgeld dat de overheid alle middelen gebruikt om de kosten van publieke architectuur zo veel mogelijk te beperken. Ook de architect moet zich hierbij aangesproken voelen en onnodige kosten achterwege laten. Dit lijkt allemaal natuurlijk zeer logisch, hoge belastingen hebben een negatieve invloed op de ontwikkeling en dus moeten we zo veel mogelijk waar nodig snoeien in de overheidsuitgaven. En laat dat nu net zijn wat onze overheden niet doen. Dat komt het best tot uiting in de uitgaven die gebeuren met betrekking tot publieke architectuur zoals gerechtsgebouwen, cultuurcentra, enz… Ons voorbeeld, het nieuw gerechtsgebouw in Antwerpen onderschrijft deze stelling. De kosten voor het gebouw werden immers voorafgaand geschat op 100 miljoen euro, wat duur te noemen is, maar binnen de perken blijft voor een project van zo’n omvang. Toen kwam Richard Rogers ten tonele; hij won immers de architectuurwedstrijd voor het nieuwe gerechtsgebouw. Aan Richard Rogers zijn kwaliteiten werdt niet getwijfeld: zijn Centre Pompidou in Parijs en zijn Millenium Dome in Londen zijn immers gebouwen met enige faam. Toen Richard de regie voor gebouwen vroeg om het ereloon van de architect voor het project op te trekken met 7% (van de gebruikelijke 5% naar 12% op het budget van de werken), kreeg hij dat dan ook. Richard was nog niet tevreden, hij vroeg voor de uitvoering nogmaals een verhoging met 7% en riante reis en verblijfskosten. Het budget voor het nieuwe gerechtsgebouw was dan ook nog eens fors gestegen tot 162 miljoen euro. De hierop geformuleerde reactie van Rik Daems (toenmalig minister van openbare werken) dat ‘een mooie vrouw nu eenmaal veel geld kost’ toont aan welke verantwoordelijkheid het bestuur hier neemt. Dat de kostprijs voor het nieuwe gerechtsgebouw, door middel van leasingconstructies, is gestegen tot 457 miljoen euro verduidelijkt hier dat de onverschilligheid van de federale overheid ten opzichte van het belastingsgeld van de burgers groot was. Zowel de federale overheid en de architect spelen hierin een grote rol. Deze laatste vooral omdat zijn ontwerp geen enkele rekening hield met de budgetten die gebruikelijk zijn voor zo’n projecten. Wat zo logisch lijkt, de uitgaven van de overheid beperken, blijkt zo moeilijk voor de betrokken personen. En niet alleen het gerechtsgebouw in Antwerpen is hierin een voorbeeld. Het nieuwe gerechtsgebouw in Gent zou voorafgaand 80 miljoen euro kosten terwijl dat nu gestegen is tot 264,6 miljoen euro. Deze twee nieuwe gerechtsgebouwen samen kost een modaal Belgisch gezin dus omgerekend zo’n 200 euro meer dan verwacht. Denk eens na wat u, als belastingbetaler, ging doen met dat geld.

Een luchtfoto van het gebouw


De inkomhal


Bestaat er een link tussen publieke architectuur en zijn omgeving?
Ja, natuurlijk bestaat die link; je bouwt immers in Barcelona niet hetzelfde gebouw als in Antwerpen. Een architect moet in het achterhoofd houden dat steden een identiteit hebben die historisch is gegroeid. De inwoners van een bepaalde stad kunnen dus een nieuw gebouw op een heel andere manier ontvangen dan inwoners van een andere stad. Sommige postmodernistische gebouwen hanteren deze strategie van stedelijk identiteit niet; ze vormen een discrepantie met de omgeving zodat de omwonenden zich niet kunnen associëren met het desbetreffende gebouw. Volgens mijn inziens zou een nieuw gebouw zowel een historische reflectie als een toekomstvisie moeten combineren (voor degenen die niet begrijpen wat ik bedoel: artikel ‘het einde van de grote verhalen’ gepost in december) Een gebouw moet zich dus verankeren in de stad en dat niet enkel beeldend. Italiaans architect Aldo Rossi stelde immers het volgende: ‘architectuur moet men niet afbeelden, men moet er in leven’. Wanneer we, met deze punten in het achterhoofd, terug verwijzen naar het gerechtsgebouw in Antwerpen wordt duidelijk dat de architect, Richard Rogers, weinig onderzoek heeft verricht naar de identiteit van de stad en zijn inwoners. De paraboloid roof forms in zijn dak zouden volgens hem verwijzen naar de nabijgelegen zeilboten en de vlaamse populieren. Die zijn er echter niet te bespeuren in de omgeving wat Rogers zijn verwijzing wat goedkoop maakt. Neen, wat werkelijk gebeurd is, is dat de architect en de politici zich wilden profileren aan de hand van een gebouw dat in het oog springt, dat iedereen zou gezien hebben. Dat eerder dan na te denken over de stedelijke identiteit en de voorwaarden van de inwoners van de stad of de gebruikers van het gebouw. Antwerpen heeft een identiteit die zeer specifiek te noemen is, maar daar heeft Rogers duidelijk geen rekening mee gehouden.


De ingang


Kan een gebouw een maatschappelijke invloed krijgen?
Ook dat kan; wanneer een publiek gebouw zich distantieërt van zijn omgeving distantieërt het zich net zoveel van de mensen die in die omgeving wonen. Simpel gezegd kunnen bvb politieke gebouwen die niet getuigen van openheid en transparantie of waar burgers zich niet voldoende mee kunnen associëren een vervreemding tussen burger en politiek in de hand werken. Men kan hier immers verwijzen naar de vaak aangehaalde leuze van de ivoren toren. Wanneer we dus een gerechtsgebouw consequent willen ontwerpen, dan moeten we vertrekken vanuit de bestaande relatie tussen burger en justitie. En laat dat nu net in België een probleem zijn. Na de zaak dutroux en de witte mars is het wantrouwen van de burger ten opzichte van justitie duidelijk. De recente blunders van Laurette Onkelincx zullen dit wantrouwen zeker en vast niet verzachten. Daar moet Rogers voor zijn ontwerp weinig notie van hebben genomen; met zijn monumentale ingang en zijn te originele en zelfs extravagante vormgeving doet zijn nieuwe gerechtsgebouw in niets onder tegenover het justitiepaleis in Brussel dat ook tot doel had de onmiddellijke omgeving te denigreren en de omwonenden belachelijk te maken. Een beetje bescheidenheid van het gerecht hadden we nu toch wel kunnen verwachten, maar zelfs dat krijgen we van Rogers niet. Het nieuwe gerechtsgebouw had een ‘huis van rechtvaardigheid’ moeten worden en geen 1984 (Orwell) instituut. Ik wil nu niet chauvinistisch doen, maar een Vlaamse architect zou wel meer rekening hebben gehouden met de stedelijke identiteit en de maatschappelijke onderstroom.
Kortom, het gerechtsgebouw van Antwerpen is een grap van de federale regering, die we best zo snel mogelijk vergeten…

Nog een leuke anekdote:

De ramen van het nieuwe justitiepaleis aan de Bolivarplaats in Antwerpen krijgen voor de eerste keer sinds de opening een grondige poetsbeurt. Zes glazenwassers zullen ongeveer twee maanden nodig hebben om de circa 39.000 vierkante meter aan raamoppervlakte schoon te schrobben. Op 2 januari is het precies een jaar geleden dat de allereerste openbare zitting plaatsvond in het nieuwe justitiepaleis. Door het veelvuldig gebruik van glas moest het gebouw het symbool bij uitstek worden van een transparante Justitie. Maar door het verkeer op de Antwerpse Ring en de werken in de buurt had het eerder een stoffig dan een transparant uiterlijk gekregen. Het was dus de hoogste tijd dat de ramen aan de binnen- en de buitenkant eens een flinke schrobbeurt kregen.

Geen opmerkingen: