vrijdag 29 februari 2008

Bedenkingen

Twee opmerkingen op zaken die ik deze week ergens tegenkwam, die niets met elkaar te maken hebben, ofwel?

1 Een eerste opmerking handelt over een stukje tekst dat ik in de bundel 'liberalisme en internationale relaties' van het LVSV Gent terugvond. De bundel was bedoeld om als draagvlak te fungeren voor een interne discussieavond over dit thema, waar ik overigens jammergenoeg niet kon bij zijn. In de tekst stond dat we een zeker terughoudendheid voor de dag moeten leggen ten opzichte van interventies omdat deze de burgers van het intervenierende land teveel geld zouden kosten. Denk maar aan Amerika, waar de burgers massaal veel geld moeten neertellen om de oorlogen in Irak en Afghanistan te bekostigen. Vele politici houden hier rekening mee, onder hen is de opmerkelijkste figuur Ron Paul, presidentskandiaat in de VS, die buitenlandse interventies wil vermijden en de Amerikaanse troepen die overal ter wereld zijn gestationeerd wil terughalen. Reden: te hoge kosten voor de Amerikaanse burger. Akkoord, binnen een korte termijnvisie. Maar wanneer we een lange termijnsvisie hanteren merken we een ander verhaal. Wanneer we schurkenstaten laten begaan en ons enkel richtten op onze eigen veiligheid dan treden er enkele consequenties op: de schurkenstaten kunnen zich ontplooien, zijn daardoor in staat om onze veiligheid te bedreigen en als antwoord daarop moeten wij, westerse landen, onze defensiekrachten vergroten. En dit is een fundamenteel punt: de europese defensieuitgaven worden immers gelegitimeerd door het bestaan van schurkenstaten. Die defensieuitgaven zijn hoog, terwijl europa dan nog niet eens voluit meewerkt aan interventies. De vraag is dus wat te verkiezen valt: een interventiebeleid dat schurkenstaten binnenvalt om er een democratische en stabiele situatie te doen ontstaan waardoor de dreiging voor ons wegvalt (samenwerking en stabiliteit in europa kon immers ook een wapenwedloop afremmen) of een koude oorlog waarin niemand zijn pionnen beweegt maar waarin opbiedend machtsvertoon leidt tot hoge defensieuitgaven. De eerste visie kost ons veel geld op korte termijn, maar zal stabiliteit betekenen op lange termijn. De tweede visie zal waarschijnlijk nooit tot een stabiele wereldorde leidden en heeft permanent hoge defensieuitgaven tot gevolg.

Hierbij wil ik stellen dat ik geenzins een wereldoorlog uitroep die overal waar kan ingrijpt om mensenrechten, democratie en andere waarden te vestigen. Neen, wat wel noodzakelijk is op wereldschaal is de stabiliteit bekomen die wij nu op europese schaal kennen en daarvoor moeten enkele schurkenstaten op hun rechten en plichten worden gewezen. Irak was daar een goed voorbeeld van, maar ook Noord Korea, Birma en andere verdienen aandacht.

Ik ben voor humanitaire interventies en ik ben van mening dat al wie tegenstander is, een onverscholen romantische visie op de hedendaagse wereld hanteert en de mening van totalitaire leiders boven die van miljoenen burgers aldaar plaatst. Interventies? Ja en daar kan het argument van de kostprijs weinig tegen in brengen.

2 Tweede opmerking handelt over de filosofie van Derrida waarin ik volgende opmerking kon ontleden:

'Een begeerte die zich door niets anders laat leiden dan door de waarde van de aanwezigheid, streeft iets na dat onvermijdelijke de dood met zich meebrengt'

Wie uitsluitend en onvoorwaardelijk de aanwezigheid viseert, kan niets anders dan ze missen. De vraag stelt zich dus maar of begeerte naar aanwezigheid, op zich een doel, ooit wel een eindpunt kent. Dat eindpunt zou impliceren dat het doel, de begeerte op zich, volkomen bereikt is. Dat verlangen naar iets verschillende consequenties kan doen ontstaan die net dat verlangen tegengaan is duidelijk. Maar kan het ook zijn dat begeerte zo verlangelijk wordt dat ze de oorspronkele begeerte ondermijnt. Derrida schreef er zelf een verhaal over:

Eros ontwaakt uit een diepe slaap met een hevige begeerte naar Présence, een vrouw die hij echter nog nooit heeft gezien. Onerwijld begeeft hij zich op pad. Maar twijfels remmen hem af wanneer het beslissende ogenblik van een ontmoeting naderbij komt. Op het ogenblik dat hij haar zal veroveren, aarzelt hij en neemt opnieuw afstand. Hij is niet in staat om haar in zijn armen te sluiten. In zichzelf ondervindt hij een toenemende weerstand en weerzin. Hoe verder de geliefde van hem is, hoe heviger zijn verlangen naar haar. Hoe groter echter de toenadering, hoe sterker hij zich ook door haar afgestoten voelt. Door een noodzakelijk gebeuren kan hij niets anders dan zich van haar afwenden. Maar dit zich afwenden is tergelijkertijd een zich toewenden naar en zich aangetrokken voelen door een tweede vrouwelijke personage: Absence. Ook haar mocht hij nog nooit aanschouwen. Wanneer hij zich volledig in haar dreigt te verliezen, herhaalt zich hetzelfde gebeuren van vooraf aan: opnieuw deinst hij onwillekeurig voor haar duizelingwekkende diepte terug. Het gevolg is dat hij onophoudelijk heen-en-weer slingert tussen de twee personages, onbekwaam om een definitieve beslissing te nemen. De begeerte draagt in zich de kiemen van haar eigen opheffing. In haar beweging van toe-eigening ligt tegelijk ook een rem, een dwarsbomen van haar elan.

Wanneer we teksten als deze willen snappen moeten we rekening houden dat Derrida aan zijn termen complexe betekenissen verbindt. Begeerte en noodzaak blijken dan ook niet de interpretatie te krijgen die wij eraan verbinden. Hij ziet een mens dan ook als een complex wezen, bestaande uit meerdere veelheden en niet samenvallend met een vast identiteitskader. In die gedachten van veelheden kunnen deze elkaar opheffen.

Geen opmerkingen: