maandag 31 december 2007

The Fountainhead, Ayn Rand

Ayn Rand, de schrijfster van klassiekers als We, the living, The Fountainhead en Atlas Shrugged is eigenlijk alleen maar in de verenigde staten echt bekend. Waar ze aldaar miljoenen boeken verkoopt en haar Atlas Shrugged verkozen is tot meest invloedrijke boek, wordt in Europa amper een woord over haar gerept. Zeer opmerkelijk en ook zeer teleurstellend aangezien Rand zeker een meerwaarde is voor het maatschappelijke debat. Het levensverhaal van deze auteur is al even opmerkelijk als haar boeken: geboren in het socialistische Rusland, verhuisde ze in 1926 naar Amerika. Eens aangekomen in New York was ze sterk onder de indruk van de onmetelijk hoge wolkenkrabbers; voor haar een symbool van het kapitalisme en vrijheid (begrippen waar zij een grote waarde aan koppelt) Haar carriere had een startpunt in Hollywood waar ze scriptschrijver zou worden. Haar schrijven was eerst niet zo’n groot succesverhaal aangezien 12 uitgeverijen haar verhaal ‘The fountainhead’ weigerden. Verder is zij vooral bekend als grondlegger van het objectivisme, een filosofische beweging.

De vraag waarom ik dit boek uit de rekken van de bibliotheek nam ligt eigenlijk gewoon voor de hand. The fountainhead richt zijn aandacht vooral op het individualisme en op architectuur. Aangezien die twee stromingen mij sterk intigreren was ik verplicht dit boek te lezen. Het verhaal draait eigenlijk vooral rond hoofdpersonage Howard Roark: hij is een architect die ondanks zijn enorme bouwtechnische kwaliteiten door niemand serieus wordt genomen. In een periode waarin architecten vooral elementen kopieren uit voorgaande periodes (eclecticisme) blijft hij vasthouden aan zijn moderne architectuur die gebouwd is op maat van de mens en voor de mens. Hij wordt dan ook van school gestuurd omdat hij in aanvaring komt met een directeur die maar weinig begrip kan opbrengen voor Roark zijn werk. Peter Keating, een schoolvriend van Roark en eigenlijk diens tegenpool, lijkt dan weer wel geboren om een toparchitect te worden. Hij is enorm goed in het toenmalige knip en plakwerk van het overdreven pronkerige eclecticisme. Wat hem dan ook een prestigieuze job bij een New-Yorks architectenbureau oplevert. Wat dat architectenbureau niet weet is dat Peter keating voor de meeste van zijn ontwerpen te rade gaat bij Howard Roark, die er wat bouwtechnische en ruimtelijke aanpassingen bij voegt. Roark doet dit met het volgende idee in zijn achterhoofd: ‘mijn ontwerpen, tekeningen en schaalmodellen kunnen ze me wel afnemen, maar mijn ideeën niet’. Howard Roark vindt, in tegenstelling tot Peter Keating, nauwelijks werk, hij moddert wat aan in een klein architectenbureautje dat uiteindelijk failliet gaat. Daarna gaat hij in een granietmijn gaan werken, liever geen gebouwen te ontwerpen dan zich te moeten schikken naar de regels van anderen. Het verhaal neemt een wending wanneer een opmerkelijke vrouw het verhaal binnentreed: Dominique. Zij, bloedmooi, komt in contact met zowel Roark en Keating waarna een complexe romance ontstaat…


Howard Roark is eigenlijk een personage waarin ik mijzelf hoofdzakelijk in terug kan vinden: een architect die zich niet schikt naar de heersende mode en de bestaande regels. Een architect die vertrekt vanuit zijn eigen idealen en zijn eigen creativiteit. Volgens critici zou Roark gelijkenissen vertonen met een bestaande architect: Frank Loyd Wright. Ik heb Wright natuurlijk nooit gekend maar ik denk dat Roark nog die paar stappen verder zet, dan dat Wright dat zou doen. The Fountainhead is een verhaal die mij tot in het diepste van mijn innerlijke heeft kunnen raken. Tijdens en na het lezen van dit boek ben ik mijn eigen persoon sterk in vraag gaan stellen, iets wat ik nu nog altijd probeer te doen. Rand laat je op een andere manier naar de samenleving kijken en dat op zich is al een grote prestatie. Verder vond ik vooral de talrijke verwijzingen naar het toenmalige socialisme boeiend en de term ‘tweedehandsmensen’. Tweedehandsmensen zijn personen die anderen nodig hebben om te kunnen leven in een maatschappij. Het zijn architecten zoals Peter Keating die op een bepaalde manier bouwen omdat anderen het zo willen. Het zijn rijken die statige huizen neerpoten om tegenover anderen te pronken. Het zijn eigenaars van kranten die publiceren wat anderen willen lezen en het zijn de talrijke personen die zich maar goed voelen als ze anderen kunnen overtreffen. Ook de dag van vandaag zien we dat vele mensen hun eigen ik verloochenen om toch maar dit en dat plaatsje in de maatschappij te kunnen innemen. Ik geef die mensen dan ook een goede raad mee: lees Rand…

Het verhaal werdt ook verfilmd met in de hoofdrol Gary Cooper

zondag 30 december 2007

Beste en slechtste stadhuis ter wereld...

Nederland heeft er twee prijzen bij: de prijs voor beste en slechtste stadhuis ter wereld. Die prijzen zijn toegekend door mijzelf, maar dat doet weinig af aan de waarde ervan. De criteria waren niet alleen uitstraling en schoonheid van de architectuur, maar ook functionaliteit, ruimtelijke vormgeving en zelfs psychologische en sociologische punten. Ik ga bij de ondersteuning van mijn keuze geen conceptueel geleuter verkopen; de beelden en de architectuur spreken voor zich. Het beste stadhuis is opgetrokken in Utrecht door Enric Miralles. Het slechtste staat in Den Haag en is gebouwd door 'toparchitect' Richard Meier.

Het stadhuis in Utrecht is een samensmelting tussen oude woningarchitectuur en nieuwe elementen
De raadszaal in Utrecht wordt gekenmerkt door een opengewerkt plafond waarbij de balken zichtbaar te voorschijn komen
Qua vormgeving is het complex, de architecturale wandeling is gezellig
Het stadhuis in Den Haag is groot en wit
Hoog en leeg...

Ik kan het toch niet laten nog wat subjectieve informatie over het stadhuis in Den Haag mee te geven. Toen ik onlangs over dit stadhuis sprak hoorde ik iemand zeggen dat het gebouw wit is om de reden dat het de activiteit van de mensen is die het kleur zou geven. Ik antwoordde toen dat de enige kleur die aan zo'n architectuur wordt gegeven het rood is van het bloed dat afkomstig is van de vervreemde burger die van verdieping 12 naar beneden springt om zelfmoord te plegen.

Kerstmarkt De Haan

Verbroedering Jong VLD Staden met Jong VLD De Haan op de Kerstmarkt
Bart en Jürgen van Jong VLD Staden aan het hameren voor de stand van Jong VLD De Haan. Er werdt veel gehamerd die avond, dus ook veel getrakteerd. De resultaten zijn dan ook te voorspellen...
Sofie van Jong VLD De Haan zelfverzekerd

Terug een geslaagde uitstap. Veel volk vanuit andere Jong VLD afdelingen overigens. De kerstmarkt was echter om 23u al afgelopen waardoor we ons genoodzakt zagen het feestje verder te zetten in de Pub in Wenduine tot in de vroege uurtjes...

Het sprookje van de vervreemde mens…

Dit verhaaltje heb ik geschreven in een wat ironische bui. Het niveau van dit schrijven is uiterst laag maar het moet dan ook benaderd worden als een sprookje. De inhoud is daarmee wat aangepast aan dat lage niveau, toch zit er een achterliggende boodschap in verwerkt.

Ooit heel lang geleden was er een klein landje dat, nadat het uit een zeer onzekere periode kwam, een nieuwe staatsvorm aannam: een democratie. Het landje en vooral zijn burgers hadden beslist dat het volk nu maar eens moest bepalen wat er ging gebeuren en zo verkoos men daarbij de meest gepaste staatsvorm te hanteren. Die net ingevoerde democratie was niet participatief maar representatief. Dat lag uiteraard voor de hand: het landje was misschien wel klein ten opzichte van zijn buren maar nog altijd groot genoeg om over een bevolkingsaantal te spreken dat zo groot was dat het onmogelijk was alle burgers te laten participeren in het beleid. Omdat men dit probleem van het grote bevolkingsaantal niet zelf kon aansnijden wegens gebrek aan ervaring met zo’n problemen keek men naar de omliggende landen. Daar zag men vooral monarchieën met koningen en parlementen met volksvertegenwoordigers. Omdat het kleine landje niet beter wist dan dat, nam het ook zo’n systeem als uitgangspunt. Er werdt een monarch aangesteld en er werden volksvertegenwoordigers gekozen. De keuze voor zo’n systeem was in feite wat contradictorisch met de vooropgestelde voorwaarden, namelijk het volk dat zou regeren. Maar dat vond het volk niet zo erg aangezien een periode van stabiliteit gewenst was en met een representatieve democratie zou dat er zeker en vast komen. De eerste taken van de democratie waren dan ook het invoeren van een bepaalde regelgeving die die stabiliteit kon vastleggen en die de burgers een zekere vorm van bescherming konden geven. Een grondwet en rechtssysteem werden dan ook aangenomen. Echter; de toenmalige regering was wat te optimistisch en kon het niet laten verschillende bijkomende wetten en bijhorende aanhangsels te creëren en steeds meer en meer bevoegdheden naar zich toe te trekken. Dat was in feite niet zo moeilijk: de democratische overheid was er grotendeels voor bevoegd en verkondigde de nieuwe wetten en regels als bescherming van de burger. Zo kwam het dat de toenmalige overheid in feite een eigen status aan het creëren was en zichzelf opwierp als onmisbaar. Ook werd het beleid, door die veelheid aan wetten, zo complex dat de gewone burger het overzicht verloor en het eigenlijk nog alleen maar hoog gestudeerde volksvertegenwoordigers waren die het beleid konden voeren. De burger had daar niet zo’n grote problemen mee aangezien de volksvertegewoordigers meestal zeer wijs waren en terwijl ook zeer geloofwaardig konden communceren.

Een grote hervorming kwam er toen de overheid besliste dat de burgers van het kleine landje slim moesten worden. Immers, dit zou de burger nog meer bescherming bieden en de vooruitgang stimuleren. Alle inwoners juichten deze hervorming toe en daarom werdt een onderwijssysteem op poten gezet. Dat onderwijssysteem gaf iedere jonge burger een algemene opleiding. De onderwezen materie was meestal één grote eenheidskoek, maar dat vond iedereen normaal aangezien het landje vele inwoners had en men toch niet kon voldoen aan iedere individuele voorwaarde. Naast het feit dat de aangebrachte materie wat eenzijdig was, werd het ook wat eenzijdig onderwezen: de leraar vertelde en vertelde maar en de leerlingen moesten dit allemaal leren. Dat vonden de leerlingen, en vooral hun ouders, echter niet jammer. De leraar sprak immers de waarheid: hij vertelde over de goede god en de grootsheid van hun kleine landje, iets waar iedereen zeer trots op was. Dat er nog weinig ruimte was voor doordacht redeneren vond men dan ook geen probleem; iedereen was al blij dat ze iets konden leren. En zo kwam het dat de inwoners van het kleine landje de betekenis achter termen als ‘republiek’ en ‘democratie’ wat vergaten omdat deze in het onderwijs niet werden besproken. Ook profileerden ze zich steeds minder in publieke debatten: er was meestal maar één waarheid en daar kon men toch niet aan twijfelen.

En de overheid bleef ondertussen maar wetten en regels bijmaken. Altijd maar meer bescherming voor de burgers, maar intussen ook een steeds grotere complexiteit. De overheid was zelf wat geambeteerd met die complexiteit omdat ze goede en stabiele wetten wilden maken. Daarom besloten ze om bijkomende informatie te verzamelen bij de burger. Veel informatie, omdat ze zeer goede wetten wilden maken. Maar in hun grote enthousiasme over dit nieuw voorstel maakten ze een kleine fout: ze gaven de overkoepelende staat de bevoegdheid om deze informatie te verzamelen en die zou die informatie dan doorspelen naar de onderliggende niveau’s zoals de kleine gemeenten. Enkele burgers vonden dit wat jammer omdat door het hanteren van zo’n systeem mensen collectief werden behandeld en niet individueel. Zo kwam het dat de burger wat vervreemd werd van zijn eigen staat: de lokale politiek die dicht bij de mens stond had geen al te grote bevoegdheden en de overkoepelende staat was te afstandelijk om in te participeren. Maar de burgers stemden toch in: ze vonden het al een grote stap dat de overheid interresse toonde voor hun bestaan.
Op die manier kon de overheid zich echter opwerpen als alweter: ze beschikte over alle informatie, had veel bevoegdheden en bezat ondertussen ook veel geld dat ze bij de burgers was gaan innen in ruil voor bescherming. De overheid had zichzelf gelegitimeerd omdat zij de ‘waarheid’ in pacht hadden terwijl het individu ofwel onwetend was ofwel die ‘waarheid’ niet echt kon ontkennen. Zo kwam het dat de burgers ermee instemden dat de overheid steeds meer bevoegdheden kreeg: enerzijds omdat de overheid het allemaal beter kon en anderzijds omdat zo de stabiliteit van het land werd versterkt. Zo bemoeide de overheid zich met cultuur, ontwikkelingssamenwerking, openbaar vervoer, enz…De burger was over dit feit zeer verheugd: het culturele aanbod leek nu kwalitatiever en groter en als klein landje steunden we nu arme landen die het moeilijk hadden. Het was ook goed dat de staat voorzag in openbaar vervoer. Het individu zou zo’n complex systeem immers nooit alleen kunnen opbouwen en uitbaten.

Toen de economie wat in een dipje zat en de overheid van het kleine landje door een steeds grotere complexiteit niet meer zo efficient kon werken, werden de belastingstarieven herzien. De overheid had immers meer geld nodig om dezelfde kwaliteit te kunnen aanbieden en daarom werden de belastingen verhoogd. Daar waren de burgers niet zo tevreden mee; zij hadden veel gewerkt voor hun geld en zouden dat niet zomaar afgeven. De burger twijfelde niet dat de alwetende overheid het geld goed zou gebruiken, maar vond niet dat hij daar zelf een grote bijdrage voor moest doen. De overheid ervaarde het probleem van de boze burger en zocht naar een nieuwe strategie, want meer geld hadden ze nodig. Zo kwam het dat de volksvertegenwoordigers nieuwe woorden als ‘terrorisme’ en ‘opwarming’ veelvuldig begonnen uitroepen. Ze wisten dat daardoor mensen bang zouden worden en meer bescherming zouden eisen terwijl ze voor die bescherming ook meer geld zouden neertellen. Zo verkreeg de overheid meer inkomsten: de burger was te onwetend om hun nieuwe strategie te doorzien. Ook loste het probleem zichzelf op; de burger begon enkele zwaktes te zien in het kleine landje (pensioenen die te laag waren, treinen die te laat kwamen, enz…) en daarom boden ze hun geliefde landje wat extra steun aan. De overheid vond dit allemaal zo leuk dat ze veelvuldiger de belastingen verhoogden en steeds gewiekster werdt in nieuwe strategieën om dit te doen. Zo werden de belastingen geleidelijk aan verhoogd waardoor geen enkele burger de verhogingen echt voelde. Ook werdt alle regelgeving hieromtrent geintegreerd in een complexe samenstelling van wetten en regels waardoor de burger er helemaal niets meer van snapte.

Plots stond in het kleine landje een wijs man op, een hervormer met enkele grotere ideeën. Hij bekritiseerde de toegenomen inefficientie van de overheid, wou de bevoegdheden van deze afbouwen en wilde de belastingen verlagen. De inwoners van het kleine landje vonden de wijze man zeer leuk omdat hij goed kon vertellen en hun beloofde dat ze meer geld zouden overhouden voor zichzelf. En zo stemden ze ermee in dat de wijze man zijn ideeën uitvoerde. Hij deed wat hij beloofde maar dat vonden enkele vijanden niet zo leuk, zij wilden vasthouden aan de oude systemen en bekritiseerden de wijze man. Ze riepen nog meer nieuwe woorden zoals ‘Moskee’ en begonnen te spreken over vette vissen, palingen en taarten. Dat vond de burger leuker dan de soms wat moeilijke woorden van de wijze man en zo konden zijn vijanden doorgaan met het uitspreken van hun rare woorden. Ze stelden alles zeer eenvoudig voor, maar maakten de situatie nog complexer en ontransparanter. De burger trok zich dit allemaal niet meer aan: hij was al lang niet meer betrokken bij het bestuur, snapte er niets meer van en stond er dan ook zeer onverschillig tegenover. Dit terwijl hij ook nog eens was vergeten wat kritiek was. En toen de vijanden van de wijze man uiteindelijk de gemeentebelastingen verhoogden was er geen enkele burger meer die protesteerde…

Vandewalle Jürgen

vrijdag 28 december 2007

AV/RVB/nieuwjaarsreceptie Jong VLD West-Vlaanderen

De vergadering van Jong VLD West-Vlaanderen in het oude gemeentehuis te Oostnieuwkerke (Staden) Er werdt een nieuw bestuur geïnstalleerd en de statuten werden aangepast. Verder was er enorm veel ambitie en enthousiasme af te lezen wat in mijn geval aanstekelijk werkt. West Vlaanderen zal blauw zijn of het zal niet zijn...
Vooraan ziet u Francesco (Jong VLD Staden) Jürgen én Chris en Marie van Jong VLD Roeselare. Achteraan ziet u Jules (Politiek Secretaris Jong VLD Nationaal) Clement ( de vorige voorzitter van Jong VLD West-Vlaanderen) en Philippe (voorzitter Jong VLD Nationaal)
Lieven (secretaris Jong VLD West-Vlaanderen) in gesprek met Jürgen, Jetti en Willem van Jong VLD Staden
Chris (Jong VLD Roeselare) Jules (politiek secretaris) Stijn (Jong VLD Kortemark) en Jürgen in discussie over vooral websites, hosting, sms-diensten, surion, nog eens websites en hosting, enz...
En er werdt ook nog gewerkt: Onze nationaal politiek secretaris achter de toog samen met Sofie van Jong VLD De Haan, Francesco van Jong VLD Staden en Jeroen, de voorzitter van West Vlaanderen.

(architectuur)student kan niet zonder illegale software.

Paper deontologie (gebaseerd op artikel uit computeridee)

Zoals blijkt uit de cijfers in een artikel uit ‘Computer idee’komt het downloaden van illegale software binnen studentenmilieu’s veelvuldig voor. Eén op vijf van de studenten stelt zelfs dat ze illegale software nodig hebben om te kunnen afstuderen; binnen technische opleidingen is dat zelfs één op drie. Frappante cijfers want dat betekent dat ruim 20% van de studenten inbreuken pleegt op de wet (illegale software downloaden is immers verboden) om een diploma te kunnen verkrijgen. Het cijfer van inbreuken ligt in werkelijkheid nog hoger aangezien studenten ook illegaal software downloaden voor sporadisch gebruik en ontspanningsdoeleinden. Inbreuken waarvan de student de consequenties niet of nauwelijks kent en waarvan hij zich soms niet eens bewust is. We kunnen niet alle studenten over dezelfde kam scheren. Er zijn namelijk bepaalde groepen die ‘gevoeliger’ zijn voor deze inbreuken dan andere. Zo zullen studenten architectuur en grafische vormgeving waarschijnlijk meer in contact komen met illegale software dan bvb studenten in de rechten of in de geneeskunde. Dat blijkt ook uit de cijfers in het artikel want technische opleidingen komen er sterk naar voren. Niet echt opmerkelijk aangezien bvb architectuurstudenten bijna gebonden zijn aan pc en bijhorende software tijdens hun opleiding. Het is dan ook jammer dat ze zich bij het verkrijgen van die software laten leiden tot illegale praktijken. Want illegale software in de studentenperiode is maar een klein opstapje naar illegale software in de profesionele sector. Dat blijkt uit het feit dat de BSA (Business Software Alliance) vooral controles uitoefent op de architectuursector en daar ook veelal veel grote inbreuken vaststelt. Hoe deze problematiek zo ver is kunnen uitbreiden en wat de oorzaken van het probleem zijn, wordt hieronder in deze paper uiteengezet.

Wanneer we de problematiek vanuit de student zelf analyseren, merken we iets dat we het gewoonteprincipe kunnen noemen. Immers, uit het artikel blijkt dat dé reden bij uitstek voor het downloaden van illegale software het feit is dat het gemakkelijk is. En dat is het ook: verschillende trials (proefversies aangeboden door de producenten) kunnen in minder dan 5 min gekraakt worden. Naar die cracks is het niet lang zoeken aangezien ze overal op internet circuleren en via wat googelen dan ook vlug te vinden zijn. Verder is het downloaden van illegale software een gewoonteprincipe omdat bijna iedereen het doet: dat is natuurlijk een gemakkelijk excuus maar we mogen niet vergeten dat een mens een wezen is dat gedrag van zijn medemensen gaat kopieren. We zien dan ook dat de problematiek zich zeer snel heeft kunnen verspreiden en dat bijna iedereen die een computer bezit wel eens illegaal muziek of software gedownload heeft. Wanneer we mensen dan vragen naar verantwoording voor hun illegale daad komt vooral het argument: ‘iedereen doet het’ naar voor. We kunnen ze geen ongelijk geven, want de cijfers zijn inderdaad overweldigend. Verder is er nog het feit dat illegale software veel goedkoper (lees: gratis) kan bekomen worden, wat zeker een goede reden is. In het artikel wordt immers duidelijk dat voor 91% van de studenten legale software te duur is. Het gewoonteprincipe kunnen we dus omschrijven als iets wat mensen doen om hun eigen belangen zo gemakkelijk, zo vlug en zo goedkoop mogelijk in te vullen. Ze downloaden dan ook illegale software omdat ze het al altijd op die manier hebben gedaan, het door iedereen zien doen en ze nog nooit of weinig in contact gekomen zijn met straffen voor deze illegale handelingen. Wanneer een student de trialperiode van zijn software ziet aflopen, software die hij nog nodig heeft voor zijn eindproject, dan kunnen we al raden wat hij gaat doen…

Binnen sommige milieu’s gaan deze praktijken nog veel verder en op een heel andere manier. De studenten architectuur en grafische vormgeving, waar in de inleiding naar werdt verwezen, krijgen immers nog andere stimulansen om over te gaan op illegale praktijken. Zo zijn er de docenten die het normaal vinden dat studenten over veel, soms dure, software beschikken. Binnen architectuuropleidingen wordt duidelijk gemaakt dat studenten, naast een laptop en eventueel nog een A3 printer, moeten beschikken over een recente versie van AutoCAD, 3D studiomax en verschillende Adobeprogramma’s. Zaken die algauw enkele honderden euro’s kosten indien ze legaal worden aangekocht. Wanneer bepaalde studenten naast deze algemene vereisten op zoek gaan naar een of andere vorm van creativiteit zou hen dat nog eens honderden euro’s kosten aan vernieuwende programma’s van bvb Macromedia, Vectorworks, Artlantis en Sketchup. Het is vooral de onverschilligheid van docenten omtrent dit probleem en de prestatiedrang tussen studenten onderling, die deze laatste aanzetten tot het downloaden van illegale software. Wanneer studenten deze omstandigheden aankaarten binnen hun onderwijsinstelling worden ze meestal met de vinger gewezen of zijn het net de docenten die aanzetten tot illegale praktijken. Zo werdt onlangs het computernetwerk van de Universiteit Twente ontmaskert als één van de grootste Europese centra voor de verspreiding van illegale software, films en muziek. Het zijn dus niet enkel studenten die de verantwoordelijkheid dragen, ook de onderwijsinstellingen verzaken het om doeltreffende maatregelen te nemen. Wanneer men de strijd wil aangaan met de illegale software, dan moeten de leerprogramma’s van hogescholen en universiteiten aangepast worden aan de hoge kostprijzen van legale software zodat iedereen kan deelnemen aan de opleidingen. Zo kunnen minderbegoede maar eerlijke studenten ook toetreden tot opleidingen in grafische- en architectuurscholen.

De nieuwe virtuele en digitale cultuur is zo complex dat velen er nog weinig vat op hebben. Veschillende overheden en instellingen kennen grote problemen met de snelheid en de vluchtigheid van deze nieuwe evolutie. Het recente gebruik van hardware en software is dan ook een gegeven waar nog weinig tot geen sluitende wetten en regels voor werden opgesteld. Er is dan ook weinig controle naar het gebruik van illegale software. Hier en daar worden enkele bedrijven, vooral in de bouw en de architectuursector, gestraft voor inbreuken. Echter; dat is te weinig om een zekere vorm van terughoudendheid ten opzichte van illegale software bij de professionele sector op te wekken, laat staan bij studenten waar nooit of weinig controles worden uitgevoerd. Ook op internet zijn de controles te beperkt aangezien veel software via illegale websites te verkrijgen is en verschillende bedrijven onbewust illegale software downloaden. Ook werdt onlangs bevestigdt dat veel ondernemers vaak niet weten wat er op de werkvloer gebeurt en op welke wijze licenties moeten worden geregistreerd. Het wordt dan ook moeilijk om een duidelijke wetgeving voorop te stellen wanneer niet alles voldoende goed gecontroleerd of vastgelegd wordt. En op die manier wordt de illegale gebruiker op weinig manieren gedestimuleerd om zijn gedrag aan te passen. Combineer dat feit met een lage morele terughoudendheid en we krijgen het huidige probleem dat de softwaresector miljoenen euro’s kost.

Het is in het grootste belang dat deze problematiek zo snel mogelijk wordt aangepakt want ze betekent een stop op de economische ontwikkeling in de softwaresector. Ook wordt, wanneer we dit alles ongestraft laten, illegaal gedrag bij burgers gestimuleerd. In feite kunnen verschillende oorzaken van het probleem eenvoudig worden aangepakt. Software produceren is immers vooral arbeidswerk waar weinig grondstoffen bij te pas komen. Wanneer er een grotere vraag zou komen naar software kunnen de bedrijven de prijzen dan ook gemakkelijk verlagen en zal software voor meer mensen beschikbaar worden. Een eerlijke handel van vraag en aanbod betekent immers een eerlijke prijs. Het is dus zeer belangrijk dat er duidelijkheid komt in verband met het gebruik van software en dat er voldoende controle komt. De situatie bij studenten verdient hier specifieke aandacht. En dan vooral in de architectuursector waar het gebruik van specifieke software alledaags is. Het is schrijnend dat studenten, maar ook docenten, binnen opleidingen architectuur op hun verantwoordelijkheid moeten worden gewezen: zij hebben namelijk zelf alle belang bij het beschermen van intellectueel eigendom. Ook hebben ze er belang bij dat ze later terechtkomen in een systeem waarin eerlijke concurrentie bestaat en het illegaal gebruik van software door sommige bureau’s werkt dat zeker niet in de hand. Studenten moeten gewezen worden op hun rechten en hun plichten en laat er geen twijfel over bestaan: illegale software is diefstal…

Vandewalle Jürgen

dinsdag 25 december 2007

Foundation, Isaac Asimov


Ik heb Kerstavond op een andere manier doorgebracht dan dat ik dat gewoonlijk doe. Normaal neem ik plaats aan tafel bij één of ander familiefeest of trek ik naar een café met vrienden. Niets van dit alles dit jaar. Ik had besloten om thuis te blijven (familie zat immers in Zuid-Frankrijk) en die vrienden had ik op de kerstmarkt al gezien. Ik bracht kerstavond dan ook door met een goed boek: Foundation (de drie delen gebundeld) van de legendarische SF schrijver Isaac Asimov. Ik moet eerlijk zeggen: het SF genre is er een waarin ik nog niet volledig ben ingewijd. Naast de Dune verhalen van Frank Herbert en enkele andere boeken ben ik nog weinig in contact gekomen met dit onderdeel van de literatuur. Dat ik dan ook de keuze nam voor een knoert als Foundation spruit niet voort uit het feit dat ik doorlezen ben in dit genre maar door het feit dat het mij om één bepaalde reden sterk intrigeerde. Daarover later meer, eerst het verhaal. Het verhaal speelt zich af in de werelden van het intergalactische keizerrijk dat biljoenen inwoners telt en zich over duizenden planeten uitspreid in de gebieden van de melkweg (onze melkweg, maar dan in de toekomst). De verhaallijn vangt aan in de hoofdstad van het galactische rijk en in een periode waar niemand eraan twijfelt dat het keizerrijk eeuwigdurend zou blijven bestaan. Niemand, buiten één man: Hari Seldon. Het was hij die de ondergang van het keizerrijk voorspelde door middel van de psychohistorie. Met die theorie kon hij de toekomst op één of andere manier in kaart brengen en zelfs bijsturen indien nodig. Hij voorspelde dus, aan de hand van talloze wiskundige formules, dat het keizerrijk gedurende een periode van 1000 jaar ten val zou komen en de melkweg daarna een periode van 30000 jaar barbarisme zou kennen. Door middel van zijn kennis omtrent de psychohistorie kon hij die periode van barbaarsheid echter verkorten tot 1000 jaar. Om dat te bekomen moest hij de voorbereidingen treffen voor een tweede galactische keizerrijk dat zo snel mogelijk zou groeien uit de barbaarse volkeren. Hij stichtte daarvoor twee kleine kolonies (Foundations) die de kennis, noodzakelijk voor die heropstanding van het keizerijk, bewaarden. Het boek van Asimov biedt ons een blik op de geschiedenis van deze twee kleine foundations (verschillende verhalen uit een periode van 400 jaar) en de problemen (veelal vanop voorhand voorspeld door Seldon) waarmee ze te maken kregen. Het is een boeiend verhaal met onverwachte wendingen en een toch wel goed geconstrueerd slot. Het boek zelf is dus zijn legendarische status meer dan waardig. Waar ik me wel vragen bij stelde, en daarom dat ik ook gekozen heb voor dit boek, is de psychohistorie waar Asimov gebruik van maakt. Deze psychohistorie is immers sterk verbonden met het historiscisme: het idee dat de geschiedenis onvermijdelijk een bepaalde loop neemt ongeacht het onvoorspelbare gedrag van individuen, zoals macroscopische objecten in de natuurkunde voldoen aan wetmatigheden ongeacht het onvoorspelbare gedrag van elementaire deeltjes. Deze theorie is in tegenspraak met hoe ik individuen en de samenleving benader. En een grote kritiek op het historicisme vinden we overingens ook terug in het boek van Karl Popper: de open samenleving en haar vijanden. Een boek dat ik op dit moment ook aan het lezen ben. Het historicisme is volgens mij geen onderbouwingsmethode voor een samenleving, aangezien het net creatieve individuen zijn die deze bepalen. Ik denk dat ook Asimov zich daar tot op zekere hoogte van bewust is. Immers, het is Harri Seldon die toch wel een individuele hoofdrol opneemt door de toekomst te vervormen. En ook doorheen het verhaal merken we dat alsmaar meer individuen een hoofdrol opnemen. De psychohistorie komt zelfs na een tijdje onder vuur te liggen. Maar daarover ga ik niet teveel vertellen aangezien ik jullie aanraad het allemaal zelf eens te lezen. Daarmee is het interresant om in het achterhoofd te houden dat Foundation niet alleen een verhaal is, maar ook een wetenschappelijk werk. Kortom: Foundation: een boek dat zowel qua schrijfstijl als inhoudelijk zeer sterk is.

Interview Burgerkrant

Jürgen Vandewalle in Burgerkrant van December 2007

o Jürgen, jij hebt vorig jaar deelgenomen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hoe ben je in de politiek beland?
Wel, het was VLD-voorzitter Geert Moerkerke die mij vorig jaar overtuigde om op de lijst van Samen te staan. Daarmee begon voor mij mijn politieke ‘carriere’ waarna ik ook actief werd binnen Jong VLD. Ook echter daarvoor al was ik een opvolger van het politieke toneel met grote interresse voor de ideologie van het liberalisme.

o Wat is jou het meest bijgebleven tijdens die verkiezingscampagne?
Dat was zeker en vast de verkiezingsdag zelf. De spanning, de steun en de omstandigheden die je dan meemaakt zijn onbeschrijfelijk. Ondanks het mindere resultaat van onze lijst was ik toch tevreden met mijn eigen resultaat. Als enigszins politieke ‘leek’, je eerste politieke stap ondersteund zien door 378 Stadenaars was hartverwarmend.

o De kaarten zijn geschud, de Stadenaars hebben terug voor de CD&V gekozen. Welke kansen heeft de bevolking laten liggen door niet voor een krachtiger Open VLD vertegenwoordiging te kiezen?
Een directe belastingsverlaging waardoor Stadense gezinnen enkele honderden euro’s per jaar zouden uitsparen. Een grotere aandacht voor de kerntaken (wegennet, veiligheid, onderhoud) van de gemeente inplaats van de overdreven christen-democratische aandacht voor cultuur en prestigeprojecten. En ondanks wat er beweert wordt van onze partij ook een grote inspraak van de burger. Mensen zullen de net genoemde zaken meestal niet herkennen als kansen, toch moet ik er op wijzen dat een te hoge belastingsdruk (en dat is in België zeker van toepassing) de bewegingsvrijheid van het individu sterk inperkt. Daarom pleiten we voor een efficiënt gemeentebeleid dat dezelfde kwaliteit kan aanbieden tegen een lagere prijs.

o Wat zijn voor jou de komende 6 jaar de grootste uitdagingen die de Stadense politici moeten aangaan?
Eerst en vooral moet het huidige bestuur de participatie van de burger verhogen zodat deze de wisselwerking met zijn omgeving niet verliest. Ik weet dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan, maar ik wacht nog altijd op goede initiatieven. Verder moet men een cultureel, op individueel initiatief berustend, draagvlak creëren in Staden. Ik sta principieel argwanend tegenover een paternalistisch cultuurbeleid maar het SWOK is er nu en er moet dan ook gebruik van gemaakt worden.

o Je bent niet verkozen. Blijf je politiek actief of volg je doelbewust de politieke scene vanop een afstand?
Bijna al mijn vrije tijd gaat in de politiek. Naast de vele activiteiten met Jong VLD Staden en andere VLD activiteiten in Vlaanderen volg ik de politiek in de media en in politiek-filosofische boeken. Ik ben sinds kort ook bestuurslid van Jong VLD nationaal wat mijn verantwoordelijkheid binnen die liberale jongerenvereniging groter maakt. Verder werd ik dit jaar lid van het liberaal studentenverbond Gent waar ik hoop de ideologische kern van het liberalisme te mogen ontdekken samen met mijn medestudenten. In feite kan je dus wel stellen dat ik nog altijd politiek actief ben.

o Hoe ziet je (politieke) toekomst & engagement er verder uit?
Ik heb mij tot taak gesteld om binnen de grote verscheidenheid van denkrichtingen die het liberalisme bied een eigen denkrichting te ontleden. Concreet wil ik dus eigenlijk uitmaken hoe ‘mijn liberalisme’ , dat hoogstwaarschijnlijk vooral klassiek-liberaal getint is, eruit zou zien. Basis voor dit grote eigen werk vormen verschillende teksten van onder andere John Rawls, Amartya Sen en Guy Verhofstadt, allemaal denkers die volgens mij deeltjes van de uiteindelijke waarheid in pacht hebben of hadden. Daarnaast wil ik mijn opleiding tot architect voltooien en hoop ik dat ik in de architectuur mijn eigen ideeën kan ontplooien. Want net als het hoofdpersonage uit Ayn Rand’s boek The fountainhead zet ik mij af tegen de heersende mode en val ik terug op mijn eigen creativiteit.

maandag 24 december 2007

Het burgerweeshuis van Aldo Van Eyck

Wat ik geleerd heb uit mijn zoektocht in de postmoderne filosofie (Lyotard en Baudrillard) en in de filosofie van Karl Popper is dat je nooit gegevens mag behandelen als zijnde grote waarheden. Wanneer we bepaalde zaken niet meer in vraag stellen kan dat leiden tot een gedrag van onverschilligheid. Sta me toe dat ik op die filosofie een persoonlijke uitzondering maak. Ik ben er namelijk van overtuigd dat bepaalde personen binnen de architectuur wel zeer dicht bij grote waarheden uitkwamen. Zo iemand was Aldo van Eyck. Als humanistisch rebel en aanhanger van het architecturale structuralisme plantte hij gebouwen neer die in mijn ogen dicht aanleunen bij wat ik versta onder architectuur. Daarin heb ik het niet over de schoonheid van zijn werken, want dat is een subjectief uitgangspunt. Neen, mijn lof gaat naar de gebruikte ontwerpmethoden en de ruimtelijke vormgeving. Zijn sonsbeekpaviljoen en zijn pleintjes in Amsterdam zijn veruit zijn bekendste werken (voor degenen die het oeuvre niet kennen: google) Maar ik wil het even hebben over een ander werk van hem: het burgerweeshuis in Amsterdam waar hij tussen 1955 en 1960 aan bezig was. In het burgerweeshuis komen zijn architecturale strategiën immers het best tot uiting. Die strategieën zie ik onderverdeeld in twee delen: enerzijds iets wat Van Eyck ‘de milde radaren van de reciprociteit’ noemt en anderzijds een universele herwaardering van het elementaire.

Van Eyck op het dak van zijn weeshuis

De speelplaats

De eerste strategie houdt in dat hij, in tegenstelling tot het modernisme, polariserende begrippen terug samenbrengt om tot een humanistische architectuur uit te komen. Een voorbeeld hiervan is de stelling: ‘De stad als groot huis, het huis als kleine stad’ (een stelling die overigens nog door Alberti werd geciteerd). In het burgerweeshuis zien we die stelling architecturaal vertaald in de ontsloten planning en de uitbreidbare structuur die doet denken aan oude primitieve nederzettingen. We zien dan ook geen strikt rationele indeling waar de mens een nummer wordt, maar een complexe structuur waarin ieder individu een eigen individuele plaats krijgt. Ook de polariserende begrippen binnen-buiten worden als het ware verweven door de inbreng van een publiek voorplein en de grote doordringbaarheid van de structurele opbouw. Het burgerweeshuis wordt daarmee een echt deel van de stad en dat is zeer belangrijk aangezien wezen bij voorkeur niet in een afgesloten commune moeten leven (een uitgangspunt van vele andere architecten overigens). Van Eyck gaat zelfs nog stappen verder in het samenbrengen van polen. Zo krijgen de begrippen centraal en decentraal een specifieke invulling wat het best omschreven wordt in de volgende stelling: ‘Het is geen massief afwerend gebouw met een onmenselijke opeenhoping van kinderen of de architectonische verpietering van het ver doorgegroeide paviljoensysteem met daarin de kinderen zodaning verspreid dat zij elkaar nauwelijks meer kennen’ Van Eyck plaatst zelfs pleinen en straten in zijn burgerweeshuis voor 150 kinderen. Die kinderen worden daarmee met respect behandeld aangezien ze niet opeengestapeld worden maar ook niet te ver vergroeien van hun medebewoners. Ook de flexibiliteit van het weeshuis kreeg een duidelijk concept: ‘Flexibel genoeg om ontwikkeling op te vangen, niet té flexibel om net neutraliteit te voorkomen’ Tenslotte krijgen we veruit de belangrijkste depolarisatie, namelijk de gelijkheid en verscheidenheid. In de architecturale uitwerking van het burgerweeshuis zien we dat Van Eyck enkele gelijkmakende factoren hanteert: de terugkerende koepeltjes en kamers. Toch gaat hij daarin niet te ver aangezien er verschillende variaties worden gecreërd op eenzelfde type. Zo krijgen we toch een doorgedreven verscheidenheid in een contextuele orde. Dat Van Eyck hierin de verscheidenheid van de latere bewoners respecteert toont zijn humanistische karakter. De woonunits worden immers specifiek aangepast aan de voorwaarden en menselijke afmetingen van de toekomstige jonge bewoners. Het samenbrengen van polen is dus niet gewoon een architecturaal spelletje; het creërt een humanistische, aan het individu en zijn omgeving aangepaste, architectuur.


Een binnenruimte

De tweede strategie (een herwaardering van het elementaire) is een belangrijke, die ook ik meestal in mijn werken probeer te hanteren. Immers een architect zou in mijn ogen een stelselmatig sociaal technoloog (term uit Poppers werk) moeten zijn. En met reden, aangezien uiterst vernieuwende architectuur meestal een discrepantie vormt met zijn omgeving en het beeldpatroon in het menselijke geheugen. Van Eyck brengt daarom uiterst subtiel, enkele kenmerken van architectuurstijlen samen. Zo zien we een klassieke invloed want verschillende elementen bevatten een klassieke taal. Bvb. de zuilen die een moderne versie van cannelures krijgen aangemeten. Ook het geometrisch rooster door de koepels, een soort van geheelsordening, heeft veel weg van de klassieke rastersteden. De binnentuintjes zijn gebaseerd op het concept van de Renaissance Cortile en zelfs de binnenstraten doen denken aan Romaanse kloostergangen. We kunnen aflezen dat de klassieke elementen in dit burgerweeshuis een zekere bestendigheid en rust bekomen. De modernistische kenmerken doorbreken die rust en brengen een dynamiek en verandering teweeg. Zo zien we een middelpuntvliedende kracht terugkomen in de interieure schikking van de verschillende units. Ook de gehele structuur van het weeshuis zelf waaiert uit vanuit het centrum. De zig-zag beweging van de gangen en de verandering van materialisatie maken het werk af. Die dynamiek van het grondplan en de verschuivingen zien we niet alleen bij Van Eyck; ook Van Doesburg was hier mee vertrouwd. Een derde reeks kenmerken die door Van Eyck worden gehanteerd kunnen we onder de noemer spontane architectuur schrijven: de cellulair groei van het plan, de expressiviteit in de antropomorfe archetypen, de architraaf en koepel die samensmelten in een expressieve biomorfe vorm. Van Eyck gaat zelfs door tot de verwijzing naar de boomstam: hij plaatst overal lokale centra waarop zich de inrichting op ent. Ten slotte hebben we, vanuit mijn oogpunt, de belangrijkste uitwerkingskenmerken: het humanisme. We spraken al over de menselijke en individuele maatvoering. Daarnaast zijn er in het weeshuis identity devices (individuele elementen) waarmee ruimtes worden gedifferentieërd. Ook krijgen we een hoge graad van gezelligheid. Het is immers een vriendelijke open tehuis dat door zijn uiterlijke speelse vorm en door zijn inwendige, gezellige proportionele indeling, voor de kinderen die er zullen verblijven een gevoel teweeg brengt van er thuis en geborgen te zijn.


Aldo Van Eyck

Aldo Van Eyck en zijn burgerweeshuis zijn een ware verademing binnen de hedendaagse architectuurcultuur. In die cultuur zien we immers juist sterk polariserende begrippen terugkomen: groot zonder klein, verscheidenheid zonder eenheid, originaliteit zonder traditie, veelheid zonder gematigdheid, complexiteit zonder eenvoud, enz… Ze worden gehanteerd in het creëren van een perfecte, maar niet op de mens gebaseerde architectuur. Enkele van de resultaten daarvan worden omschreven in volgend citaat: ‘het amorf additief en abstract karakter van nieuwe woonsteden, hun verbeeldingloze eenparigheid en holheid waarin de identiteit van ieder en alles tenietgaat’. Van Eyck gaat resoluut in tegen die, vooral modernistische, strategieën. Het burgerweeshuis bezit daarmee een belangrijke waarde als statement tegen de onverschilligheid ten opzicht van bepaalde begrippen in hedendaagse architectuur. Ik wil dan ook gepast afsluiten met de volgende woorden: ‘Net zo kritisch Van Eyck was, net zo luid hij kon roepen, zo doof zijn hedendaagse architecten voor zijn woorden’.

zaterdag 22 december 2007

Kerstmarkt in Staden

PR Jürgen en Voorzitter Bart in Jong VLD-stand
Willem, Sofie, Bart, Jetti en Jürgen van Jong VLD Staden
Jürgen en Jetti verwikkeld in een zeer inhoudelijke politieke discussie :)

donderdag 20 december 2007

Er zijn nog zekerheden...

Verhoging van de belastingen in Staden

Wanneer we over politiek spreken kunnen we niet ontkennen dat we de dag van vandaag woelige tijden meemaken. Dat merken we immers op aan tal van factoren. De moeilijke regeringsvorming is maar één van de vele voorbeelden die we hierin kunnen aanhalen. Toch kunnen we binnen die woelige wateren van de huidige politiek nog altijd bepaalde zekerheden opmerken. Eén van die zekerheden is bvb het feit dat christen democraten en socialisten resoluut blijven vasthouden aan hun machiavelistische principe: ‘het doel heiligt de middelen’. Immers; ze blijven op alle vlakken een beleid naar voor schuiven zonder het financiële plaatje grondig in acht te nemen. Op zich is er geen probleem wanneer men vasthoud aan bepaalde principes, want de strategieën waar we nu over spreken zijn immers gestemd in een democratisch systeem. Er rijzen echter andere problemen wanneer duidelijk wordt dat ze het financiele aspect van hun beleid op geen enkele manier kunnen verantwoorden en het daarom dan ook verweven in een complexe samenstelling van wetten en regels die de burger op geen enkele manier nog kunnen ontleden. Net om die redenen kijken wij, jongliberalen, argwanend naar de nieuwe belastingsverhogingen die in Staden op komst zijn, omdat wij daarin enkele typische christendemocratische strategiëen opmerken. Een verhoging van 7,5 naar 8% aanslag op de personenbelasting en een stijging van de opcentiemen van 1600 naar 1700 kunnen immers niet worden gelegitimeerd met het verhaal van stijgende kosten. Neen, vanuit ons standpunt als consequente liberalen merken wij een ander verhaal op. Dat de cd&v meerderheid zijn belastingsverhogingen nu nog vlug doorvoert kunnen we nog begrijpen. De belastingstarieven worden in 2008 sowieso bevroren en het is belangrijk aanpassingen in 2007 uit te voeren omdat we dan volgend jaar kunnen meesnoepen van het spaarpotje van minister Van Mechelen. Wat we echter niet begrijpen is de gebruikte koppeling tussen de federale en lokale belastingen. De argumentatie van de cd&v meerderheid dat ze met hun verhoging de recentere lagere ontvangsten (omwille van een federale belastingsverlaging) willen compenseren gaat gewoon niet op. Was het niet net de cd&v dat in de aanloop naar de federale verkiezingen die belastingsverlaging in twijfel trok. Ook was het Yves Leterme, de messias van de christen-democraten, die beloofde dat de gemeenten hun belastingstarieven niet zouden optrekken. Die uitspraken kunnen we nog onder oppositiepraat plaatsen, maar waar we wel wat meer moeite mee hebben is de term ‘compenseren’. Door het hanteren van deze term wordt duidelijk wat we al langer dachten; christen-democraten stellen hun belastingstarieven, en dus ook hun uitgaven, niet eens in vraag. Ze schuiven een bepaald beleid naar voor en daarbij een financieel plaatje, maar wanneer bepaalde inkomsten wegvallen voelen ze zich genoodzaakt om dat te compenseren met nieuwe belastingen, in plaats van een verlaging van de uitgaven. En dat is jammer want de Stadenaar verdient een beleid waarbij de uitgaven zo beperkt mogelijk worden gehouden, een beleid waarin middelen zo efficient mogelijk gebruikt worden.

Met deze belastingsverhoging wordt nog maar eens duidelijk dat er iets scheelt met de politieke filosofie van de cd&v meerderheid. Wij, jongliberalen, krijgen de indruk dat die meerderheid politieke besluitvorming als een soort spel ziet en de gemeente als een groot bedrijf. Dat zou verklaren waarom ze de aanpassing van de belastingstarieven zonder voorafgaande analyse doorvoeren. Maar de gemeente is geen bedrijf en juist daarom moeten we rekening houden met de maatschappelijke achtergrond van een belastingsverhoging, iets wat de cd&v meerderheid dus net niet doet. Een verhoging van de personenbelasting kunnen we immers niet reduceren tot meer inkomsten voor de gemeente; het gaat namelijk ook over die honderden euro’s meer die de Stadenaars moeten neertellen, geld waar ze voor gewerkt hebben en dat ze zouden gebruiken voor bvb een nieuwe pc of een nieuwe gsm. Bij het uitstippelen van een beleid moeten we in het achterhoofd houden dat iedere belastingsheffing een zekere reductie van de ontwikkeling betekent. Het is iets waar de cd&v in Staden geen rekening mee houdt en daarom dat ze dan ook blijven vasthouden aan hun beleid dat onnoemelijk veel geld kost. Een beleid dat zelfs niet eens de Stadense belastingstarieven legitimeerd aangezien we op alle vlakken in het beleid een zekere onverschilligheid merken ten opzichte van het geld van de Stadense burger. Verschillende voorbeelden kunnen dit duiden: voetbalterreinen die plots immens veel geld kosten, investeringen die tot 30% duurder uitvallen en de recenste dure ingreep: de nieuwe dorpskern voor Oostnieuwkerke. Het zijn allemaal zaken die ofwel te duur uitvallen, ofwel niet noodzakelijk zijn. De paar miljoen euro die bvb in het swok geïnvesteerd werden hebben hun meerwaarde nog niet aangetoond. Ook de meerwaarde van de dorpskernvernieuwing van Oostnieuwkerke zal niet opwegen tegenover de honderduizenden euro’s die erin zullen worden geïnvesteerd. De gemeenteraad wordt meer en meer een soort van goochelvoorstelling met cijfertjes en lettertjes waar enkele nullen meer of minder niet meer belangrijk lijken. Opmerkelijk daarin is dat vooral veel aandacht wordt besteed aan populistische ingrepen (grote projecten en representatie) en dat de basisinfrastructuur van de gemeente wat op de achtergrond geraakt. Cd&v zaait naar de zak maar zou beter eens rekening houden met de maatschappelijke consequenties van het gevoerde beleid. En daarbij is het financiële aspect van meer belang dan blijkt uit de onverschilligheid van de christendemocraten.

Er zijn dus nog zekerheden: christen democraten die de belastingen verhogen. Belangrijk is dat tegenover die zekerheid een andere wordt geplaatst: liberalen. Liberalen die het bestuur erop wijzen dat zorgzaam moet worden omgesprongen met de bestaande middelen. Liberalen die pleitten voor efficientie en belastingsverlagingen waar mogelijk. Wij van jong VLD Staden willen die taak op ons nemen omdat we dit alles zien als een basisfundering van een beleid. Daarom dat wij ons distantieren van de hedendaagse politieke cultuur die daar weinig tot geen rekening mee houdt. Immers, wij zijn van mening dat het huidige beleid nooit uitstijgt boven het niveau van de inhoudsloze spreuken: ‘goed bestuur’ en ‘respect werkt’. Het is eenvoudig respect af te dwingen met andermans geld, moeilijker wordt het als men het gevoerde beleid moet verantwoorden, want daartoe is de cd&v niet in staat.

Vandewalle Jürgen

woensdag 19 december 2007

Jong VLD Staden bruist

We staan dicht bij het einde van het jaar en daarmee dat ik eens wil terugblikken op de werking van Jong VLD Staden in 2007. Het was een enorm goed jaar, aangezien we een 10-tal succesvolle activiteiten konden organiseren en verschillende andere afdelingen een bezoekje brachten. Verder hebben wij jong-liberalen ons binnen de lokale politiek sterk kunnen profileren en zijn ikzelf en Bart hogere oorden gaan opzoeken, respectievelijk als bestuurslid nationaal en bestuurslid provinciaal van Jong VLD. Met een korte fotoreportage wil ik dit jaar dan ook bekronen. Geniet ervan...



Het is een jarenlange traditie in Jong VLD Staden dat wij andere afdelingen bezoeken wanneer we dat kunnen. Zo kwamen we terecht in Brugge, Kuurne, Kortemark, Roeselare, enz... Hier nemen we plaats aan tafel op de kaas en wijnavond van Jong VLD Brugge. Dit jaar werdt ook het vijfjarig bestaan van onze afdeling gevierd. U ziet bijna alle bestuursleden de taart aansnijden.
Een gespreksavond met Bert Verhaeghe en Barbara Devriendt in samenwerking met Jong VLD Kortemark. Als politieke vereniging vinden wij input door middel van gespreksavonden en debatten noodzakelijk om een politieke visie te genereren.
Een beeld vanop het ribbetjesfestijn, de topactiviteit dit jaar. We mochten immers 120 hongerige magen voeden.

Ook Open VLD activiteiten stonden in onze agenda. Hier ziet u enkele leden van Jong VLD Staden op een landbouwmeeting met sprekers: Bart Tommelein, Vincent Van Quickenborne en Guy Verhofstadt.
Wij organiseerden voor de verkiezingen een gespreksavond met Vlaams volksvertegenwoordiger Stern Demeulenaere.
De campagne van Open VLD voor de federale verkiezingen kreeg vanuit Jong VLD Staden de nodige ondersteuning. We waren dan ook talrijk (15 leden!) aanwezig op Q's tuinfeest. Op 10 juni verzamelden we in Roeselare waar we samen met de andere VLD'ers de resultaten van de verkiezingen afwachtten.
Samen met Jong VLD Kortemark ondernamen we de afvaart van de Lesse.
Ook in Brussel zullen ze ons nog kennen: we bezochten er terug samen met Jong VLD Kortemark het Vlaamse parlement, de beurs, enz...

En natuurlijk zijn er de activiteiten in Staden zelf waar wij ons als politieke vereniging profileerden: dorpsfeesten in oostnieuwkerke, kerstmarkt, halloweentocht, nieuwjaarsreceptie Open VLD, enz... Op de Stadenbergfeesten hadden we zelfs onze eigen tafel opgeëist.

Ontwerpproject 'Het huis van de stad!'

Enkele aquarels van de ontwerpopdracht van het eerste semester. De opdracht was het ontwerpen van een nieuw stadhuis voor Gent. Wij kozen ervoor om oude en nieuwe architectuur te verweven in een nieuw gegeven. In de conceptnota die ook op deze website te vinden is daarover meer.

Hier ziet u een beeld van de inkom van het nieuwe stadhuis. De oude bestaande muur en het nieuwe glazen volume vormen een ontdubbeling.
Een zicht op de nieuwe gemeenteraadszaal, ook hier weer zien we een symbiose tussen oude en nieuwe architectuur.
Een zicht op de dienst 'sterfte'. Binnen het vooropgestelde concept van huiselijkheid en menselijkheid zijn de diensten niet benaderd als rationele balies maar als eilanden binnen de drukte van het stadhuis. Het kantoor van één van de schepenen. U ziet nog resten van de oude bestaande muur en enkele nieuwe elementen.
De centrale tuin die functioneert als een kernpunt voor ons stadhuis. De verwijzing naar primitieve stamvergaderingen waar ieder lid van de stam rond een boom plaatsneemt is hier niet ver. De functies van het stadhuis kronkelen zich immers allemaal rond dit centrale punt.



Het einde van de grote verhalen…1

Conceptnota voor ontwerpproject interieurarchitectuur: 'het stadhuis'

Toen Aristoteles verklaarde dat de mens in zijn natuur een politiek wezen is2, nam hij een gedeelde waarheid in de mond. Politiek is immers een gemeenschappelijk goed dat integraal verbonden is met elke maatschappijvorm en dus ook met onze huidige samenleving. Wanneer we dus een stadhuis consequent willen vormgeven moeten we het beschouwen vanuit zijn essentiële functie (politiek) en daarbij is het belangrijk dat we een blik werpen op de sociologische relaties tussen de mens en die politiek. Wanneer we die relatie beschouwen, merken we dat er een zekere vervreemding tussen deze twee gegevens bestaat. Die vervreemding bezit een maatschappelijke basis en wordt misschien nog het best omschreven door de simulacrumtheorie van Jean Baudrillard3. Hij stelt dat er steeds minder waarheid is, omdat we al onze werkelijkheid baseren op wat we zelf hebben bedacht. Baudrillard brengt hier de consequenties van een historicistische evolutie4 aan. Door een beleid op te bouwen op bestaande historische feiten en in historisch gegroeide instellingen, zonder dit alles in vraag te stellen, merken we dat politiek met de tijd zeer afstandelijk van de mens is geëvolueerd. De mens creëert op die manier een zekere onverschilligheid ten opzichte van politiek omdat hij het gaat beschouwen als een afstandelijke institutie en niet als een vanuit individuele voorwaarden gegroeide organisatie. De veelal zakelijke en representatieve architectuur die sterk verbonden wordt met politieke en bestuurlijke instellingen speelt hierin een grote rol. Wij willen binnen de filosofie van ons stadhuis die vervreemding tussen burger en politiek in vraag stellen. De mens moet zich immers niet aanpassen aan de politiek; het is de politiek die zich moet aanpassen aan de mens.

Ons stadhuis wordt een draagvlak voor een nieuwe politieke cultuur. Een politieke cultuur waarin de mens en zijn mening centraal staat en waarin politieke besluitvorming terug getoetst wordt aan intersubjectieve kritiek en discussie. Concreet betekent dat; dat het stadhuis een contactvlak wordt tussen politici enerzijds en burgers anderzijds. De raadszaal in ons stadhuis staat immers dagelijks open voor verenigingen en individuen, waardoor een permanente discussie kan plaatsvinden in het hart van ons stadhuis. Maar, niet alleen de raadszaal is een draagvlak voor die nieuwe cultuur. We zien ons volledige stadhuis als een open en doordringbaar gegeven, waar men als het ware spontaan kan binnenwandelen. Een humanistische en huiselijke vormgeving moet dat concept nog sterker onderbouwen. Die huiselijkheid zien we niet louter als een verwijzing maar nemen we daadwerkelijk mee in onze architectuur: ons stadhuis wordt immers geïntegreerd in enkele rijhuizen. Door die structuralistische5 aanpak verkrijgen we een zekere herkenbare architectuur; een vormgeving waarmee de burgers zich kunnen associëren. Dat we termen als ‘stadsliving’ en ‘huis van de stad’ gebruiken om respectievelijk onze raadszaal en ons stadhuis te duiden is daarmee geen oppervlakkige keuze, maar komt voort uit onze architecturale aanpak. Het concept van de rijhuizen biedt ons nog een tweede mogelijkheid aan: een fragmentarische vormgeving. Ons stadhuis wordt immers een symbiose tussen traditionele woonarchitectuur en moderne elementen. Zo willen wij afstappen van de hedendaagse eenzijdige, vaak zakelijke en modernistische, vormgeving, en geven wij ons stadhuis een gefragmenteerde identiteit. Een fragmentatie waarmee we de pluriformiteit van de Gentse identiteit tot uitdrukking willen brengen en waarmee we de hedendaagse spanning tussen moderniteit en traditie aankaarten. Ons stadhuis wordt op die manier een maatschappelijk ankerpunt; als het ware een reflectie van de hedendaagse cultuur. Daarmee stapt het uit de historische evolutie van afstandelijke machtsarchitectuur en meet het zich de kenmerken aan van een echt postmodernisme zoals Lyotard6 het voor ogen zou hebben.

Het ‘huis van de stad’ wil zich distantiëren van elke vorm van historicisme en zet de basiswaarden van democratie en samenleving terug centraal. Het wordt een nieuw architecturaal model waarin persoonlijke kritiek en subjectieve waarden zich kunnen uitdrukken in gefragmenteerde architectuur7 en aldus doet het recht aan de diversiteit van een waarachtige democratische maatschappij.

Vandewalle Jürgen
Vanneste Barbara
Van Maercke Melanie

Noten
1 Gebaseerd op citaat ‘Lyotard Jean François, La Condition Postmoderne’: ‘De intellectueel heeft een speciale verantwoordelijkheid om de grote verhalen tussen haakjes te plaatsen en aan deconstructie te onderwerpen’
2 Uit ‘Aristoteles, Ethica Nichomachea’
3 Uit ‘Baudrillard Jean, Simulacres et Simulation’
4 Historicistische evolutie: term afkomstig uit ‘Popper Karl, The Open Society and Its Enemies’
5 Structuralisme: architecturale stroming sterk verbonden met Aldo Van Eyck en Herman Hertzberger. Betekenis: grote complexen opbouwen uit kleine eenheden op menselijke schaal.
6 Uit ‘Lyotard Jean François, La Condition Postmoderne’ Lyotard pleit in ‘La Condition Postmoderne’ voor een diversiteit aan kleine verhalen die met elkaar concurreren, ter vervanging van de totalitaire grote verhalen. Ook binnen architectuur bestaan enkele grote verhalen; het voorbeeld bij uitstek is het modernisme. Vanuit een postmoderne filosofie krijgt een architectuur bestaande uit verschillende architecturale stijlkenmerken de voorkeur, omdat het geen eenzijdig groot verhaal vertegenwoordigt, maar de diversiteit van de kleine verhalen tot uitdrukking brengt.
7 Gefragmenteerde architectuur: vormgeving bestaande uit twee of meer verschillende stijlkenmerken en dat door die veelheid een zekere onpartijdigheid opbouwt omdat zoveel mogelijk verschillende individuen zich wel op één of andere manier kunnen associëren met elementen uit deze vormgeving.

zaterdag 15 december 2007

Jong VLD Congres Leuven

Het Congres met vooraan Jong VLD voorzitter Philippe De Backer en Minister van staat Jos Gheysels en hier rechts achteraan ik (in bruin kostuum) bij andere LVSV'ers
Karel Degucht, minister van buitenlandse zaken spreekt het congres toe

Amendementen Jong VLD Staden

Amendementen op de ontwerpteksten van het Jong VLD Congres te Leuven

1. Internationale vrijhandel als motor voor ontwikkeling:

---> Amendement tot aanpassing van punt 1.1. Protectionisme, Pg. 4:

Alinea 6, Slotconclusie, Paragraaf 7:

‘Het ondersteunen van de plaatselijke bevolking in het creëren van betere omstandigheden via materiële hulp of (en) sensibilisering is een veel betere bottom-up-aanpak om dit proces te versnellen zonder de verdere ontwikkeling te fnuiken’

Verdediging:

Weliswaar een kleine aanpassing maar misschien wel een belangrijke. Jong VLD zou vanuit een liberale visie moeten benadrukken dat sensibilisering de voorkeur krijgt boven materiële hulp; deze laatste creërt immers vooral een zekere passiviteit bij de geholpenen. Wij als buitenstaanders weten meestal niet wat noodzakelijk is om de situatie daar aan te pakken terwijl de plaatselijke bevolking een betere situatieschets kan maken. Sensibilisering daarentegen, in de vorm van onderwijs of bepaalde acties, laat de burger zijn eigen verantwoordelijkheid opnemen. Wanneer hij voldoende ingelicht is kan hij indien dat mogelijk is een eigen vrije keuze maken en die ook verdedigen. De ‘of’ in bovenstaande, en aan te passen, zin betekent dat één van de twee (materiële hulp, sensibilisering) weggelaten zou kunnen worden. De voorkeur gaat uit naar ‘en’ omdat in zeer ernstige omstandigheden materiële hulp misschien wel noodzakelijk is en omdat ten allen tijde sensibilisering van het grootste belang is.

---> Amedement tot aanpassing van punt 1.2. Landbouwsubsidies, Pg. 5:

Alinea 5, Slotconclusie, Paragraaf 2:

Jong VLD pleit ervoor dat de EU het voortouw neemt binnen de rijke landen door haar nefast landbouwbeleid af te schaffen (op korte termijn af te bouwen om uiteindelijke af te schaffen)

Verdediging:

Hier rijzen vooral vragen over de termijn. De Europese landbouwsubsidies betekenen immers voor veel landbouwers een zeker inkomenszekerheid. Wanneer Jong VLD deze wil afschaffen moet ze weten dat dat geen werk is van één adem maar geleidelijk aan moet gebeuren willen we onze eigen landbouwmarkt tot op zeker hoogte stabiel houden. Het is dan ook belangrijk om een termijn te voorzien en wanneer deze maatregel ook werkelijk zou gebeuren die duidelijk te communiceren naar de mensen die erbij betrokken zijn. Toekomstige Europese landbouwers zouden immers bij afschaffing snel enkele keuzemogelijkheden verliezen en het zou nefast zijn moesten ze niet kunnen inschatten wat de consequenties zijn.

---> Amedement tot aanpassing van punt 1.3. Infant industry protection, Pg. 6:

Opmerking:

Enkele vaststellingen bij het volledige punt. Jong VLD zou moeten weten dat iedere protectionistische maatregel een zeker vrijheid ontneemt aan de betrokken personen, bedrijven en landen. Wij als liberalen moeten niet vertrekken van de zwaktes van een land en daar dan ook directe bescherming aanbieden. Neen, wij moeten vertrekken van de sterktes van een land en zijn burgers. Binnen ontwikkelingslanden spreken we, als we het hebben over sterktes, over de goedkope arbeidskrachten die ze kunnen aanbieden. Het sleutelwoord is hier onderwijs: in plaats van beschermende maatregelen te nemen zouden we ontwikkelende landen moeten stimuleren om hun burgers voor te bereiden op de markt waar ze aan willen deelnemen. Dan kan enkel door specifieke scholing van de nu nog ongeschoolde arbeidskrachten aldaar. Beschermende maatregelen zouden tot resultaat hebben dat de stimulans om die scholing te voorzien minder groot is en dat zou weliswaar weinig uitmaken voor de overheid van het betrokken land maar een groot verschil maken voor de burgers van datzelfde zich ontwikkelende land.

2. Een liberale kijk op ontwikkelingssamenwerking:

---> Amedement tot aanpassing van punt 2.4. Ontwikkelingssamenwerking & mensenrechten, Pg. 13:

Alinea 6, Slotconclusie, Paragraaf 1:

Jong VLD pleit voor de opschorting van ontwikkelingssamenwerking in gevallen van ernstige schendingen van fundamentele rechten op grote schaal door de overheid, op voorwaarde dat dit resulteert in een vrijwel, onmiddelijke wijziging van het beleid van deze overheid.

Verdediging:
Een wat merkwaardig punt, want het is maar de vraag hoe men een onmiddelijke wijziging van op voorhand kan voorspellen. Maar dat is niet het punt: als we dan toch al de keuze maken voor ontwikkelingsamenwerking en dat door, in 2.2 al besproken, lokale projecten te steunen komt de opmerking of we door opschorting wel de juiste uitspraak doen. Wanneer ontwikkelingssamenwerking een positieve uitwerking heeft zou die niet moeten worden stopgezet omwille van wangedrag van de overheid. We mogen immers niet vergeten dat deze samenwerking meestal (het zou toch moeten) emancipatorische resultaten oplevert. Die zouden wel eens doelgerichter kunnen zijn als oplossing voor binnenlandse problemen. Ander voordeel is dat op die manier wij als buitenstaanders geen uitspraak doen over de situatie aldaar maar dat van binnenuit wordt gebouwd aan een betere situatie.

vrijdag 14 december 2007

Flyer Jong VLD bestuurverkiezingen

Een flyer voor de Jong VLD bestuursverkiezingen op 13 Oktober die in feite niet echt gebruikt geweest is.




donderdag 13 december 2007

Hoe zotter hoe beter...

Toen ik de keuze maakte om interieurarchitectuur op Sint-Lucas te gaan studeren werdt mij vele malen gezegdt dat de docenten en studenten op die school lichtjes getikt waren. Ik vindt zotheid feitelijk nu niet zo'n doortastend element om niet te hoeven luisteren naar mijn docenten. Toch vindt ik dat ze niet te ver moeten gaan. En te ver gaan ze: in een alsmaar sterker wordende evolutie van opbiedendende creativeit in het atelier komen soms extreme en veelal niet te bouwen ontwerpen naar boven. We krijgen zelfs opdrachten waar het de bedoeling is iets extreem te ontwerpen. Wanneer ik, en anderen met mij, kiezen voor ontwerpen die op een realistische onderzoeksgerichte basis zijn gebouwd, moet ik mijn ontwerp soms wat extremistische trekjes geven anders geraak ik er niet door. Het is ver gekomen, straks worden we gedwongen om extremisten als Speer en andere Le Corbusiers te gaan aanbidden en onze eigen architectuurvisie te verloochenen. Wel, dan is het ook niet verwonderlijk dat architecten de dag van vandaag de extreme toer op gaan. Wanneer we de zes ontwerpen van het nieuwe Gazpromgebouw in Sint-Petersburg hieronder aanschouwen, valt direct op dat vele van de hedendaagse architecten eens goed op de achterkant van hun hoofd zijn gevallen. Zie en lach mee met mij....


Het ontwerp van het legendarische duo Herzog en De Meuron kan duidelijk niet beantwoorden aan de opdracht (300 m hoog) zonder de keuze te maken voor een afgrijselijk lelijke kantoorarchitectuur. De kronkelingen zijn fantasietjes, niemand die weet waarom ze juist zo geconstrueerd zijn.


Jean Nouvel gaat de Spacytour op. Enkele uitvergrote kogels (waarschijnlijk een verwijzing naar het maffiagehalte van Gazprom) worden samengehouden door een transparant geveltje. Op virtueel beeld allemaal goed en wel, maar in het echt. Terug naar school Jean, dit had je moeten weten...

Fuksas zijn organische stijl kennen we nu al zeer goed. Volgens mij biedt hij nog het beste ontwerp, alleen vraag ik mij af of het wel goed gaat passen bij een historische stad als Sint Petersburg.

Koolhaas speelt met de blokjes. Wereldbekend die Koolhaas: bouwt zelfs voor de Chinese PartijTelevisie. Dat is durven, Gazprom ligt dan ook volledig op zijn denkpiste. Hier biedt hij ons een ontwerp waar hij mij liefst persoonlijk eens wat meer uitleg gaat mogen over geven.

Libeskind, altijd fun met die grote meneer. De N van... Ik heb nog een letter nodig Walter?

RMJM zijn de winnaars geworden van het project. En we moeten toegeven; deze virtuele render lokt toch wel wat emoties uit; een zonsondergang die zo schoon in beeld is gebracht kunnen we niet weerstaan.

Yabloko de Russische liberale partij (ja ze hebben dat daar ook ja) protesteert tegen deze ingreep van Gazprom die het landschap van Sint Petersburg sterk gaat verminken. De lokale politici en president Poetin vinden dat verzet tegen dit bouwproject getuigd van overdreven conservatisme. Ik kan die communistische politiekers geen ongelijk geven natuurlijk. Hoe zotter, hoe beter...
Volgend semester schrijf ik hoogstwaarschijnlijk een verhandeling die de link tussen de filosofie van Derrida en de architectuur van Zaha Hadid, Daniel Libeskind, Frank O' Gehry en andere postmoderne architecten moet ontleden. Ik ga in die verhandeling zeer kritisch reageren ten opzichte van deze pronkarchitectuur (weliswaar wat minder ironisch dan dat ik dat nu doe) en steek hem nadat ie is afgewerkt binnen bij Daniel en zijn maatjes. Jammer dat de verhandeling in feite een schoolwerk is; misschien ga ik mijzelf moeten censureren...

We, The Pencil


We, the pencil is een werk voor de meer beeldende kunst gerichte opdracht: crossingpoints. De bedoeling was om vanuit een knooppunt, in mijn geval de bank, een beeldende interpretatie te maken. De tekening die je hierboven ziet is een tussenontwerp en de tekst hieronder een, weliswaar snel geschreven, ontwerpnota.

De bank is een gegeven dat zo alomtegenwoordig is dat het bij de meeste mensen nog weinig indruk opwekt. Iedereen is vertrouwd met het afhalen van geld aan de bankautomaten, het openen van rekeningen en alle andere zaken die men in de bank kan uitvoeren. Deze vertrouwdheid spruit voort uit de eenvoudige opzet en het eenvoudige programma van de bank als instelling. Geld afhalen bvb is zo’n alledaagse handeling geworden omdat het systeem dat erachter zit zo logisch is. Alles gaat zeer snel en zonder veel tussenstappen zodat mensen als het ware in een 10 tal seconden bediend worden. Echter; achter alles in de bank dat voor mensen zeer simpel lijkt schuilt een zekere complexiteit. Mensen zijn zich bvb niet bewust van het netwerk van elektronisch handelsverkeer dat als het ware boven hun hoofd hangt. Hun eigenste individuele actie is maar een klein onderdeel van dit overkoepelende netwerk waar alle banken en alle landen ter wereld bij betrokken zijn. Als individu speel je zo een, weliswaar beperkte, rol op internationaal niveau maar tergelijkertijd ook op andere individuen die ver verwijderd zijn van jezelf. Hoe komt het dat de mens zich daarvan niet bewust is? Wel daar zijn veel redenen voor, maar de drie belangrijkste zijn de volgende: (1) door nieuwe technologie die de snelheid en de omvang van het netwerk vergroten wordt het als het ware onvatbaar voor het individu. (2) het netwerk is niet meer enkel lokaal maar verspreid zich op internationaal niveau. Voor natiestaten een groot complex probleem, dat leert ons de Bangkokcrisis van 97’ of de laatste beurscrisis met de Amerikaanse hypotheken. Laat staan dat het individu dat alles nog begrijpt als natiestaten en bankinstellingen het overzicht verliezen. (3) de mens is niet geneigd de informatie achter zijn individuele handeling te verkrijgen omdat hij deze niet nodig heeft om zijn doel te bereiken. Mens wil bvb interest en opent daarvoor een rekening, of wil vlug geld en loopt daarvoor naar een bankautomaat.

Het onbewust handelen warover we in deze situatie kunnen spreken heeft bepaalde consequenties. Sommige daarvan zijn negatief (Fortis investeert bvb door middel van individueel ingebracht kapitaal in de dictatuur van Birma) maar de meeste zijn positief. Met zijn bankhandelingen investeert het individu immers door middel van de bank in bepaalde bedrijven waardoor andere individuen kunnen werken en zo optimaal kunnen leven. Het hele netwerk van elektonisch handelsverkeer stimuleert de mondiale economie op een doeltreffende manier. We kunnen hier verwijzen naar het systeem van de beurs en de aandeelhouders dat dezelfde uitwerking bezit. Dat het individu zich daar niet van bewust is, ligt eigenlijk gewoon voor de hand. Zijn individuele handeling was immers in hoofdzaak ondernomen uit individuele stimulansen en uit eigenbelang en niet voor een of ander publiekelijk doel of belang. Is dit een slechte ingesteldheid? Neen, want door aan zijn eigenbelang te denken speelt hij positief in op het publiekelijk belang.

Velen zullen nu denken dat deze bankhandeling één van de weinige zaken is die worden ondernomen vanuit eigenbelang. Deze zienswijze is natuurlijk zeer gemakkelijk op te bouwen aangezien geen enkel systeem zo complex is als dat van het elektronisch handelsverkeer en het individu zo eigenlijk verplicht wordt om zich hierin enkel te begeven vanuit eigenbelang. Dat is echter niet correct; er zijn namelijk anderen die beweren dat bijna alles wat we uitvoeren of doen, zelfs de simpelste zaken, handelingen zijn uit eigenbelang. Degenen die dit beweren stellen zelfs dat we door deze individuele handelingen dagdagelijks uit te voeren we op net dezelfde wijze als bij het elektronisch handelsverkeer de publieke zaak dienen. Adam Smith, 18de eeuws schots econoom was van mening dat een mens zich slechts door eigenbelang laat leiden; hij wordt door een onzichtbare hand geleid iets na te streven dat buiten zijn bedoelingen ligt. Met volgend voorbeeld illustreerde hij zijn theorie: ‘Het is niet vanwege de goedheid van de slager, de brouwer of debakker dat wij ons eten verwachten, maar vanwege hun eigenbelang’. Op dezelfde manier als het individu zijn transactie gaat ondernemen in de bank, bakt de bakker zijn brood. Hij doet dit voornamelijk uit individueel belang: hij wil er immers geld mee verdienen of wil zijn capaciteiten verhogen. Het bijkomend feit dat anderen hun maag op die manier kunnen vullen is iets wat de bakker maar matig interreseert en waar hij zich in hoofdzaak zelfs niet bewust van is. De bakker, de beenhouwer en elke andere arbeider dienen zo het publiekelijk belang door hun eigen motivatie om winst te maken, om hun capaciteiten te verhogen of gewoon omdat ze vreugde scheppen uit hun werk. Adam Smith verklaart dus dat de mens zich op die manier laat leiden door een onzichtbare hand om een publiekelijk doel te bevorderen dat nooit zijn bedoeling was. Heel de huidige maatschappij is doorweven van deze individuele stimulansen die het publiekelijk belang dienen. Wat echter opmerkelijk is, is dat al deze handelingen onbewust zijn als we het vanuit individueel standpunt bekijken. Dat bewijst Milton Friedman, Amerikaans econoom, wanneer hij één van de meest alomtegenwoordige voorwerpen die er bestaan, het potlood, in een ander daglicht zet: ‘Niemand van de duizenden personen die betrokken zijn bij het produceren van het potlood voerde zijn taak uit omdat hij een potlood wilde. Sommigen van hen hadden nooit een potlood gezien, en zouden niet weten waar zo’n ding voor dient. Iedereen zag zijn bijdrage als een manier om de goederen en diensten te verkrijgen die hij wilde; goederen en diensten die wij op onze beurt weer produceerden om
juist het potlood te verkrijgen dat wij wilden hebben’ De mensen die mee helpen het potlood produceren zijn zich niet bewust dat het eindproduct kinderen helpt bij hun schoolwerk, schrijvers grote verhalen laat schrijven of kunstenaars ettelijk werken laat maken. Sommigen die in het productieproces van het potlood worden ingeschakeld weten zelfs niet eens wat het eindproduct is.

I, pencil is een legendarisch werk van Leonard Read dat het verhaal vertelt van een potlood dat verduidelijkt waar zijn voorgangers vandaan komen. Deze voorgangers: van de zaag die de boom voor het cederhout neermaait of de kapitein van het schip dat de grafiet vervoert tot degene die de machine bestuurt om het ribbeltje in het stukje metaal te maken, vormen een complex systeem waarin geen enkele planner het overzicht bewaart. Met dit essay zou Read volgens velen het kapitalisme willen verheerlijken en de overheidsplanning bekritiseren maar in werkelijkheid beschrijft hij gewoon de eigenlijke realiteit. En deze realiteit is de volgende: het kapitalisme is op z’on manier in onze maatschappij verweven dat het onmogelijk is het nog op te heffen. Dat zou ook gewoon absurd zijn aangezien het systeem daadwerkelijk getoond heeft het gedrag van de mens eigen te zijn. Mensen zullen zich immers niet opofferen uitsluitend voor het publiekelijk belang, maar zijn individuele wezens die vooral handelen uit eigenbelang. Het kapitalisme stimuleert dat individuele gedrag en daarmee ook de creativiteit. De bank kan dan ook beschouwd worden als symbool voor dit systeem. Het netwerk van elektronisch handelsverkeer is namelijk wederkerig: enerzijds bereikt het individu door zijn transactie zijn beoogde doel: interest verkrijgen, anderzijds wordt zo geinvesteerd in bedrijven waardoor anderen werk krijgen. Bewezen is dat dat tweede aspect van groot belang is; investeringen vanuit banken helpen vooral minder begoede mensen aan werk en stimuleren de economie van minder ontwikkelde landen. Het is zelfs zo dat landen die hun markten niet openzetten voor deze investeringen ver achterop lopen, zoals in Noord Korea het geval is.

We the pencil is een samensmelting van I, pencil van Leonard Read en We the living van Ayn Rand. Het eerste essay toont aan dat onbewust handelen uit eigen belang publiekelijke consequenties heeft. Het tweede boek maakt ons duidelijk dat we onze identiteit kunnen opbouwen vanuit onze eigen individuele handelingen en niet vanuit een of andere overkoepelende ideologie. We the pencil toont ons een potlood dat wordt opgeist door verschillende individuen. Het werk wil vooral de verbeelding aanspreken: zijn degenen die het potlood zogezegd opeisen degenen die het produceerden of degenen die het zullen gebruiken? Dit alles doet er eigenlijk in hoofdzaak niet toe, aangezien onze samenleving gestuurd is door individuele interacties en iemand iets enkel gebruikt omdat hij het rechtmatig gekocht heeft maar niet kan opeisen omdat het voortkomt uit interacties met en tussen andere mensen. Het potlood is een wonder: het toont ons hoe de samenleving zelfregulerend is zonder inbreng van overkoepelende organisaties. Wij mensen voeren onze eigen handelingen uit en vormen zo een gemeenschap die in staat is de producten te verwezenlijken waar we naar verlangen. We the pencil is niet enkel een verwijzing naar de mogelijkheden van het individu, maar ook een aanklacht naar ideologieen die die mogelijkheden niet willen erkennen. Filosofen zoals Marx beweerden dat het kapitalisme mensen zou vervreemden van hun werk. Niets is echter minder waar aangezien het potlood ons toont dat de meesten niet zonodig moeten weten wat hun werk zal verwezenlijken zolang ze er maar respect kunnen mee opbouwen. We the pencil toont dan ook de mogelijke verwrongenheid van een anti-individuele maatschappij: duizenden zouden het potlood opeisen als hun eigendom tot niemand nog de noodzaak ziet om er één te maken.
We the pencil toont de bezoekers van de bank het wonder dat is gelegen in alledaagse handelingen en voorwerpen. Het bankautomaat gebruiken en het geld dat men zo in handen krijgt zijn daar maar enkele voorbeelden van. Deze alledaagse handelingen kunnen op het eerste zicht zeer simpel overkomen maar ze herbergen veel meer dan dat: ze herbergen de kracht van het individu.