donderdag 31 januari 2008

Marc Bogaert is het noorden kwijt

Wat iedereen al langer zag aankomen is in Staden een feit geworden. Open VLD scheurt zich af van de lijst samen en vormt een eigen fractie binnen de gemeenteraad. Deze keuze was, volgens mijn inzien een noodzaak: het vele kleuren tellende samen was immers te wispelturig om de kiezers te kunnen bekoren. Vooral enkele onafhankelijken blaasden het ene moment rood en hat andere moment blauw waardoor de Stadense kiezer even de weg kwijt was. Binnen de samenfractie kon Open VLD, een sterk blok met een grote achterban in Staden, zich de laatste weken niet meer profileren en besliste daardoor om op te stappen. De omstandigheden van de laatste maanden maakt deze keuze nog logischer. Eén van de onafhankelijken, zo noemen ze zichzelf toch, nam een dubbele mandaat op, iets wat via bedriegelijke praktijken werd bewerkstelligdt. Zo kregen de onafhankelijken een, onverdiende, grotere invloed in de gemeenteraad wat ten koste kwam van een politieke en liberale verjonging. De tegenwerking van de niet-liberalen in de ‘samen’ rangen en hun wispelturige stemgedrag waren dan ook voldoende voor ons als liberalen om onze conclusies te trekken. Een keuze die ik ten zekerste ondersteun. Ik was namelijk van mening dat de onverschilligheid en de slechte werking van verschillende van de samen-leden een barriere vormde om een echte liberale politiek te voeren. Het feit dat we nu een eigen fractie vormen in de gemeenteraad veegt deze problemen uit de weg. Ik kan dus deze afscheiding alleen maar toejuichen en als eerste opvolger voor de gemeenteraad hoop ik in de volgende jaren de rangen te kunnen versterken.

Wat mij echter wel enorm ergert is de verkeerde vaststellingen die gemaakt worden door de heer Marc Bogaert in de media. We wisten natuurlijk al langer dat er niet al te veel waarheid moet worden verbonden aan de uitspraken van de onafhankelijken, maar wat de Stadense inwoners deze week hebben moeten lezen slaat toch alles. Marc beweert dat het de liberalen in de fractie waren die een wispelturige houding aannamen. Dat is ten zeerste onwaar of zeker en vast sterk overdreven, aangezien het net de onafhankelijken in de fractie zijn, waarvan de Stadense inwoners nauwelijks weten wat ze eraan hebben. Eens zijn ze liberaal, anders socialist, en wanneer neutraliteit hen het beste uitkomt blijken ze onafhankelijk. Zolang ze met deze strategie stemmen konden ronselen hielden ze weinig tot geen rekening met de consequenties van deze immorele praktijken. Dat Open VLD wispelturigheid kan aangemeten worden steunt dan ook vooral eerder op de werkwijze van de onafhankelijken. De recente toenadering tussen Open VLD en VVDS is een omstandigheid die vooral de liberalen in Staden aanbelangt, dat Bogaert ook hier niet laat van gerichte uitspraken te doen getuigd dan ook niet van veel respect.

De meest onzinnige stelling in de uitlatingen van Bogaert was de volgende: ‘we verwachten wel dat de mandaten terug ter beschikking komen van Samen’. Ik ben nu nog tot op zekere hoogte overtuigd van de intelligentie van de heer Bogaert; dat hij echter zo’n uitspraken doet kan ik niet begrijpen. Het is immers wettelijk gezien ieders recht om uit een fractie of kartel te stappen zonder mandaten te moeten afstaan. Wanneer we alles dan ook op een rijtje plaatsen is de vraag of het net niet Samen is dat nog één mandaat moet afstaan aan Open VLD. Dat zou immers de meest consequente manier van doen zijn. En ja, het is waar dat Open VLD de mandaten binnenhaalde onder vlag van Samen, maar de vraag is natuurlijk wie nu het eigenlijke Samen is: 13 van de 21 mensen op de lijst profileerden zich immers onder naam van Open VLD en dat heeft ons, liberalen, het overwicht in de lijst Samen. Dat Open VLD zich afscheurt van de lijst Samen zal grotere consequenties hebben dan de heer Bogaert aanduidt. Immers, is het niet onze Open VLD voorzitter die met 1040 stemmen de hoogste score behaalde. Waren het niet ook de jonge liberalen die zeer goede scores neergezet hebben. Bart Bostoen kwam erdoor in de OCMW-raad en Francesco Vanderjeugd werdt zelfs fractieleider in de gemeenteraad. 6 van de 10 personen die het meeste stemmen binnenhaalden op de samenlijst waren van VLD-signatuur. Cijfers die door Bogaert vervormt worden zonder enige terughoudendheid. Zijn stelling dat Open VLD inhalerig zou zijn geweest bij de verdeling van mandaten is dan ook volkomen onwaar. Dat de onafhankelijken rijkelijk meegeprofiteerd hebben van een campagne die voor 75% op de schouders van Open VLD viel, toont verder aan hoeveel dankbaarheid ze kunnen of willen tonen. Een beetje correctheid van hun zijde mochten we dan ook niet verwachten.

De onafhankelijken proberen ons, liberalen, zwart te maken en schilderen ons af als onbetekenend. Mij kunnen ze met zo’n uitspraken niet ongerust maken. Open VLD is in Staden een zeer hecht blok; met 200 leden en talrijke liberale zijverenigingen kan aangetoond worden dat er in deze gemeente zowel vraag als nood is aan meer liberalisme. Dat Jong VLD de laatste jaren enorm is gegroeid verzekert onze fractie verder van politieke en vooral ideologische opvolging. Beter nog; het zijn vooral de liberalen in Staden die zorgen voor de politieke inhoud. Ga maar na: politieke debatten, burgerkranten, enz… wie anders is zo actief als de Stadense liberalen…

maandag 28 januari 2008

Barroso en zijn plan

Het klimaatplan dat Barosso vorige week op tafel legde is er een om u tegen te zeggen, maar dan misschien wel met een wat bittere smaak in de mond. Er staan toch wel wat doelstellingen in die zeer moeilijk te vervolledigen zijn. Zo is het maar de vraag of België tegen 2020 13% hernieuwbare energie zal produceren en of we onze Co²uitstoot zullen kunnen reduceren met zo’n 15%. Het lijkt er steeds meer op dat de Europese Commissie geen rekening heeft gehouden met tal van factoren.

Vooreerst kunnen we het hebben over de omschakeling van bepaalde systemen die energie produceren. Een termijn van 12 jaar om 1/8 van deze systemen om te schakelen is wat enthousiast. Windmolenparken en zonnepanelen groeien immers niet op een, twee, drie uit de grond, daar gaat tijd over. Dat deze doelstellingen bindend zijn kan dus grote consequenties hebben voor de energiemarkt. Electrabel wordt weer tal van redenen aangereikt om zijn prijzen op te trekken.

Ten tweede is er nog nergens een mentaliteit te ontleden bij de Europese burgers die als fundament kan dienen voor dit klimaatplan. Ja, natuurlijk was er Al Gore en de grote mediahype rond het klimaatprobleem. Maar dat betekent nog niet dat Jan met de pet weet wat hij moet doen om zijn persoonlijke Co² uitstoot te gaan beperken. Laat staan dat deze nog weet wat Al Gore nu juist te vertellen had. Neen, dit plan komt er veel te vroeg en is veel te enthousiast. Het zal negatief onthaald worden, en dat is jammer want ecologie zou geen negatief verhaal moeten zijn.

En dan is er nog de grote kostprijs; 2,2 tot 3 miljard euro zal dit klimaatplan naar schatting de Belgische belastingsbetalers per jaar kosten. Moet een oplossing van het klimaatprobleem eigenlijk wel geld kosten, dat is maar de vraag. Enkele artikels eerder legde ik de nadruk op het feit dat ik enkele processen zie, in bedrijven, op de markten en op individueel niveau, die rekening gaan houden met ecologische aspecten. Die processen zijn zeer geleidelijk en kosten veelal weinig geld aangezien ze vertrekken vanuit de intentie van individuen. Energie besparen komt immers aan het einde goedkoper uit. Maar daar zit hem natuurlijk het probleem: het klimaatplan vertrekt niet van individuen, laat staan bedrijven, maar resoluut van staten en politieke organen. Het gaat ons allemaal veel geld kosten zonder dat we daarin veel inspraak hebben of zelf veel verantwoordelijkheid kunnen nemen. En dat allemaal terwijl we de kosten van de vergrijzing nog eens op ons gaan moeten nemen.

Een laatste opmerking situeert zich rond de stimulerende factoren. Ik stel vast dat vele van de Europese richtlijnen met betrekking tot het milieu een cijfer naar voor schuiven die bindend is. Laat landen toch eens zelf kiezen welke inspanningen ze willen doen, en stimuleer landen in plaats van hen bindende regels op te leggen. Tien procent is immers misschien wel haalbaar voor België zonder grote kosten maar 13% niet.

Barroso, je had wat meer tijd moeten besteden aan je klimaatplan want nu zullen de consequenties niet mals zijn, en de vraag is maar of het klimaatprobleem op deze manier moet woren aangepakt.

Noot: de bouwsector maakt zonet bekend dat indien zij de doelstellingen willen halen, ze vanaf nu enkel nog maar passieve huizen gaan mogen bouwen. Onmogelijk dus en dat onderschrijft nog maar eens dat het klimaatplan niet vertrekt vanuit de realiteit, maar een utopische situatie nastreeft.

Glazen luifel voor station Gent-Sint-Pieters?

In de afgelopen maanden heeft iedereen die om en rond het Sint Pieters station moest zijn, opgemerkt dat er bepaalde zaken aan het veranderen zijn. Eén van die veranderingen is de nieuwe luifel vooraan het stationsgebouw die nu in opbouw is. Door verschillende opvattingen vind ik de eigenlijke oplossing van de NMBS tot op zekere hoogte schandalig. Hieronder eerst wat informatie en foto’s van de opbouw voor ik mijn standpunten voorleg.

De uitvoerders van het project

BRUSSEL - De NMBS-Holding start dinsdag met de voorbereidingen voor de afbraak van de massieve stalen luifel aan de voorzijde van het station Gent-Sint-Pieters. De stalen luifel zal vervangen worden door een nieuwe, glazen luifel die tweemaal zo breed is als de oude. Het gaat om een investering van 1,4 miljoen euro, meldt de NMBS-Holding maandag.

De bestaande stalen luifel is een ontwerp van architect August Desmet en dateert uit 1931. Hij is volledig versleten en wordt in twee fasen afgebroken zodat de hoofdingang van het stationsgebouw tijdens de werkzaamheden steeds toegankelijk blijft.
In een eerste fase wordt de luifel langs de kant van het vroegere postgebouw tot het midden afgebroken, terwijl de andere kant steeds toegankelijk blijft voor de reizigers. In een tweede fase wordt de zijde langs de taxi-standplaatsen aangepakt en kunnen de reizigers via het andere gedeelte het station binnengaan.
In het najaar van 2007 zal het Sint-Pietersstation uitgerust worden met een nieuwe glazen luifel. ,,De gerestaureerde gevel en de pas heropgebouwde uurwerktoren zullen dankzij de transparante constructie nog beter tot hun recht komen'', stelt de NMBS-Holding.

Gent Station St.Pieters, nieuwe luifel

Ter hoogte van de hoofdingang van het station werd van de nieuwe luifel op 25 september 2007 de eerste steunkolom tijdens een plachtigheid geplaatst. De totaliteit van de metalen constructie die in opdracht van NMBS Holding geplaatst wordt, weegt 34 ton met daarbovenop nog eens 30 ton glas. De metalen constructie wordt in de ateliers van het dochterbedrijf Anmeco nv gemaakt en op de werf gemonteerd. Het architectonisch en technische hoogstandje zal beschutting bieden aan de 44.000 instappende reizigers.



Dat de vorige luifel aan vervanging toe was, kan niemand echt tegenspreken. De manier waarop een nieuwe luifel tot stand komt is echter een ander paar mouwen. Nemen we het nut alleen maar: kan het station zelf immers niet de functie van de luifel overnemen, het is toch dagelijks open 24 op 24. Er komt één van de volgende jaren tevens een nieuwe afdak voor degenen die wachten op de bus, waardoor het nut van deze luifel nog meer in vraag kan gesteld worden. Een tweede opmerking is de prijs (1,4 miljoen euro) die toch wel schandalig uit de pan swingt. Dat de architect hier kiest voor de minst goedkope oplossing lijkt mij immoreel ten opzichte van de belastingbetalers. Een privé-bedrijf zou nooit op het idee komen om zo’n investeringen te doen. Maar ja, dat is de NMBS natuurlijk nog altijd niet. Niet enkel de NMBS laat zich verleiden tot zotte kosten, overal in Vlaanderen zien we dat gemeenten en andere besturen hun belastingsgeld verspillen aan hun gebouwen en straten. Zo zien we in mijn gemeente Staden respectievelijk een herinrichting van de dorpskern van Westrozebeke (enkele honderduizenden euro’s), een nieuw cultuurcentrum (2 miljoen euro) , een nieuwe polyvalente zaal (2,2 miljoen euro), een herinrichting van de dorpskern van Oostnieuwkerke (1 miljoen euro) en een rusthuis in Oostnieuwkerke (ongeveer 10 miljoen euro) verschijnen. Net zoals de politie het geld van hun boetes op schandalige wijze verspilt, zien we dat besturen en staatsbedrijven dezelfde strategie hanteren. In België gaat maar liefst 54,2% van de totale loonkost naar de belastingen. Daarmee staan we op nummer één in de wereld volgens de OESO. Met investeringen zoals de nieuwe luifel aan het Sint Pieters station weten we direct waar al dat geld naartoe stroomt.

Terug naar de luifel, want er scheelt meer aan dan het loutere financiële aspect. De vraag of hij mooi is, krijgt een subjectief antwoord en kan dus niet gelden als objectieve maatstaf, tenzij een voldoende groot aantal mensen naar hun mening wordt gevraagd. Toch heb ikzelf, student interieurarchitect, een zekere esthetische mening, die enkele medestudenten met mij delen. De luifel lijkt zich te distantiëren van het station zelf. Waar het station zelf een historische waarde bezit en verwijst naar een rijke traditie, kunnen we de luifel nog het best omschrijven als een soort ruimteschip, ietwat spacy. Wanneer het glas op de structuur gaat komen zal het geheel nog meer in het oog springen. Ik ben van mening dat het ontwerp niet echt vertrokken is vanuit bepaalde vaststellingen maar eerder de bedoeling heeft om een soort eyecatcher te worden. Een eyecatcher voor wat, niemand weet het, toeristen misschien. De NMBS heeft tot taak de treinreizigers comfort en kwaliteit aan te bieden, ik zie niet in waar die luifel past in het plaatje. Kortom: deze luifel past niet in het Gentse stadsbeeld, bijna iedere andere oplossing was beter geweest.

Met dit voorbeeld wil ik duiden dat met ons belastingsgeld toch wel wat investeringen gedaan worden die in feite niet door de beugel kunnen. de grote onverschilligheid waarmee besturen met ons geld omspringen is frappant te noemen. Onze belastingstarieven zijn de hoogste in de wereld, waardoor onze economische ontwikkeling stilaan zal stilvallen. Met de kosten van de vergrijzing die de volgende tien jaar het federale budget gaat kleuren, zullen enorme besparingen bij de statsbedrijven en de gmeenten een oplossing bieden. dat ze zich aan die situatie maar al rap beginnen aanpassen.


zondag 27 januari 2008

Tensegritydinges...

Dit semester kregen we een wat aparte opdracht. Ontwerp in een groep van vijf personen een paviljoen voor de viering van 120 jaar Belgica expeditie en dat in een tensegrity constructie (dat is een complexe structuur met het principe van continue trek) Aanschouw/lees het wat aparte resultaat!

120 Jaar na de Belgica-expeditie van Baron de Gerlache neemt België een nieuwe historische stap in het poolavontuur. Met de expeditie van Dixie Dansercoer op het programma en het Princess Elisabeth poolstation in aanbouw, breekt een nieuw tijdperk aan waarin België het voortouw wil nemen.
Omdat Antarctica toch wel een gesloten continent is en daarom voor veel Belgen enkel gekend is vanuit de media, willen het International Polar Foundation en de federale regering het witte continent dichter bij de mensen brengen. Daarom kan vanaf nu iedereen op expeditie, en dat in het gloednieuwe Antarctica-paviljoen op de Antwerpse Linkeroever.

Het paviljoen, dat wordt gekenmerkt door zijn indrukwekkende 50 meter hoge structuur, herbergt een heus Antarctica-panorama dat bestaat uit real-time projecties vanuit het Princess Elisabeth poolstation. Zo begeeft de bezoeker zich in een bijna realistisch ijslandschap waarin hij kan wegdromen van de prachtige omgeving en de uitzonderlijke sterrenhemel die Antarctica kenmerkt. De Zuidpool bezit een eigen specifieke biotoop (6 maanden dag, 6 maanden nacht) waardoor het panorama een ervaring is die u niet mag missen!


De maquette van het paviljoen

De onbereikbare droomwereld van Antarctica komt tijdens de langdurige reis van Gerlache en Dansercoer steeds dichterbij. Tijdens het reizen kunnen ze enkel vol spanning dromen over wat komen zal, ze pinnen zich vast op gekende beelden en foto’s van Antarctica om hun droomwereld tot leven te wekken. Deze beelden zijn echter slechts een klein spectrum van de vele ervaringen die op ze afkomen eens ze werkelijk op de ijsvlakte staan. De kou, de geur, het geluid… zijn belangrijke aspecten die Antarctica maakt tot wat het is, maar die erg moeilijk vast te leggen zijn.
Het Antarctica- Panorama belicht één van de vele ervaringen nl. het zicht. Op die manier wordt de spanning gewekt en wordt de droom van een onbereikbare wereld enkel opgewekt.

Binnenzicht van het panorama

De opvallende structuur van het paviljoen werd opgebouwd vanuit de theorie van tensegrity. Binnen architecturale toepassingen is tensegrity een relatief nieuw begrip; het is een structureel systeem waarin drukelementen en trekelementen verbonden worden in een systeem op zo’n manier dat continue trek ontstaat. In het Antarcticapaviljoen vormen grote aluminium drukstaven samen met staalkabels, onder continue trek, een dodecaëder. Deze ruimtelijke figuur, bestaande uit drie en vijfvlakken is tot op een zeker niveau zelfstabiel. Het geheel wordt echter nog stabieler door de centrale bol die fungeert als drukelement en zo de kabels, waarmee het aan de buitenste structuur is verbonden, onder trek zet. Het paviljoen is zo vernieuwend omdat belasting in de bol geen spanning in één of in enkele punten veroorzaakt; maar door de gehele structuur wordt verdeeld en opgevangen. De tensegrity van het Antarcticapaviljoen is de grootste die ooit werd gebouwd en daardoor op zich al een attractie.


zaterdag 26 januari 2008

Individualisme en participatie in het onderwijs

Jaar na jaar wordt het Vlaamse onderwijs als hoogstaand en zeer kwalitatief naar voor geschoven in rapporten van Europese onderzoeken. Vlaamse leerlingen scoren beter dan hun Europese leeftijdsgenoten op tal van vlakken; vooral op vlak van wiskunde en wetenschappen. Dat 80% van de Vlaamse jongeren notie heeft van een tweede taal onderstreept nog eens de kwaliteit van ons onderwijs. Echter; kunnen we kwaliteit van het onderwijs wel meten aan de hand van indicatoren die sterk gelinkt zijn aan de hoeveelheid kennis die leerlingen of studenten bezitten? Kennis is namelijk een gegeven dat enkel zijn waarde kan tonen wanneer het een praktische uitwerking krijgt. Dat 80% van de jongeren een tweede taal begrijpt toont aan dat de kennis goed wordt aangebracht, maar de vraag blijft natuurlijk hoeveel van de jongeren deze kennis praktisch gaan toepassen. Het is dan ook frappant dat het Vlaamse onderwijssyteem, toch een sociale instelling, nauwelijks getoetst wordt aan haar rol in de hedendaagse sociale technologie. Onderwijs is meer dan louter kennisoverdracht. Goed onderwijs besteedt ook veel aandacht aan de ontwikkeling van de kinderen tot vaardige, mondige, kritische en emotioneel intelligente burgers. Op basis van het idee dat de leerling centraal staat, zoekt een goede school naar passende methodes om elk kind, elke jongere op grond van zijn eigen mogelijkheden het optimale ontwikkelingsniveau te laten bereiken zonder dat dit enigszins zou leiden tot een algemene nivellering van het onderwijs. Onderwijs is er dus in de eerste plaats om leerlingen hun onafhankelijkheid te bewerkstelligen en hen in zekere vorm te emanciperen. Onderwijs vergroot de keuzemogelijkheden van het individu en laat hem daarin voor zichzelf de optimale route kiezen. Blijkt nu echter dat het hedendaagse Vlaamse onderwijs niet in staat is de vooropgestelde doelstellingen te bereiken en zich teveel fixeert op het opdringen van kennis. Het resultaat van deze aanpak leidt tot enkele problemen die ten nadele komen van de Vlaamse student en zijn samenleving. Enkele frappante voorbeelden kunnen dit duiden: zo moeten veel praktisch opgeleidden (technische en beroepsvorming) vaak nog ogenschijnlijk veel ervaring opdoen op de werkvloer indien ze hun job op een bepaald niveau willen kunnen uitoefenen. Het vertrouwen in pas-afgestudeerden is in Vlaanderen, en waarschijnlijk ook in andere regio’s of landen, zeer laag en dat is een probleem dat we het hedendaagse onderwijs kunnen aankaarten. Dat vele leerlingen ‘naar school gaan’ zien als een (noodzakelijk) kwaad legt een volgend probleem bloot; onderwijs de dag van vandaag is immers te weinig toegspitst op individuele interresses en voorwaarden. Misschien werp ik hier wel een, vanuit bepaalde inzichten, wankele stelling op maar ik ben er van overtuigd dat het huidige Vlaamse onderwijs zeer weinig positieve invloed uitoefent op de ontwikkeling van onze maatschappij en dat misschien zelfs kan worden aangenomen dat het in vele gevallen eerder een barrieré creërt dan een mogelijkheid. Daarmee haal ik hieronder enkele punten aan die ik noodzakelijk vindt om deze negatieve trend om te buigen.

1 Afstappen van het principe: ‘iedereen dezelfde kennis’
De huidige leerprogramma’s zijn te strak en te algemeen vormend opgevat. Daarmee wordt de eigenheid van de leerling tot op zekere hoogte ontkend. Beter wordt een systeem gehanteerd waarin de leerling een deel van zijn leerpakket zelf kan samenstellen. Dit zelfs al in het middelbare onderwijs, maar zeker en vast en in sterke mate in het hoger onderwijs. Zo’n mogelijkheid tot keuzevakken komt wel al voor maar nog te beperkt en enkel in universitaire opleidingen. Ook moet de mogelijkheid bestaan om binnen het onderwijs in contact te komen met meer alternatieve principes, waardoor de onderwezen leerstof niet overkomt als grote waarheid. De leerling moet daarmee gestimuleerd worden om zelf te beslissen wat hij als waarheid aanneemt of wat hij verwerpt.

2 Redeneren inplaats van blokken
Het huidige onderwijssysteem is nog te vaak opgevat als het van buiten blokken van de aangebracht leerstof. Dat het kennen van een bepaalde hoeveelheid algemene stof noodzakelijk is valt niet tegen te spreken. Maar dat daarnaast ruimte voor de leerling moet bestaan om over bepaalde zaken te redeneren is eveneens een noodzaak. Concreet betekent dat dat leerlingen meer in contact moeten komen met zelfstudie bvb door zelf een onderwerp te kiezen voor de studie (spreekbeurt, paper, examen over het gekozen onderwerp) en daarover een eigen mening te genereren. Velen vergeten dat de klasruimte niet noodzakelijk een subject-objectrelatie moet zijn maar ook een discussieplatform kan worden waar individuele meningen meetellen.

3 Quotatie verleggen van leervermogen naar creativiteit
Het goed kunnen ‘van buiten leren’ van iets is geen voorwaarde om later op de werkvloer goed te renderen. Nieuwe factoren als creativiteit en orginaliteit zijn dan weer wel factoren die bepaalde ontwikkelingen stimuleren en moeten dan ook als volwaardige quotatieniveau’s worden aanzien.

4 Het vervangen van irrelevante leerstof
In sommige opleidingen wordt leerstof geintegreerd die meestal weinig ter zake doet. Nemen we maar het voorbeeld van het onderwijzen van godsdienst. We laten de keuze van dat vak beter afhangen van de leerling of student zelf. Tergelijkertijd zien we dat bepaalde stof die belangrijk kan zijn voor maatschappelijke ontwikkelingen verzaakt wordt om te onderwijzen. Zo kunnen we verwijzen naar de gebrekkige politieke kennis van afgestudeerde studenten.

Verder zijn er nog tal van factoren die het niveau van het huidige onderwijs naar beneden halen. Denken we alleen al maar aan de gebrekkige organisatie van verscheidene scholen. Het staat buiten kijf dat er bepaalde structurele ingrepen noodzakelijk zijn. En dat vooral op vlak van de individuele voorwaarden van de student. De huidige vervreemding tussen het individu en zijn maatschappij kan wel eens zijn oorzaak vinden in de vervreemding tussen de student en zijn onderwijs. Participatie van de student is dus van het grootste belang, niet alleen voor maatschappelijke doelstellingen maar ook gewoon omdat studenten en leerlingen terug graag naar school zouden willen gaan…

Antipolitiek?

De lange onderhandelingen voor de vorming van de federale regering en het hedendaagse bestaan van een interim-regering.
Het door ons strot geduwd worden van Europese maatregelen waar we in principe niet hebben om gevraagdt.
De val van de regering Prodi met het nodige showgehalte en de nodige accidenten.
De aankomende presidentsverkiezingen in Rusland waar Medvedev plots de enige kandidaat blijkt te zijn.
De ondemocratische toestanden in Afrika met als uitschieter de rellen in Kenia en de corruptie in dat land.
De situaties in Birma of de aanslag op Bhutto die een verdere democratisering van deze landen in de weg staat.
Fraude door PS-afgevaardigden in verschillende Intercommunales
Enz...

Een simpele ranking van wat negatieve politieke feiten van het afgelopen jaar. Twee opmerkingen: de veelheid van onregelmatigheden en ongewenste beslissingen die geen resultaat zijn van de keuze van kiezers en de onverschilligheid van de kiezers ten opzichte van deze toestanden. Politiek is vervreemd van de mens en we kunnen het hem niet kwalijk nemen...
En de politiekers, die doen maar voort, zelfreflectie is niet aan hen besteed,...

woensdag 23 januari 2008

Het interactieve toilet en de narcotica-tafel

Enkele berichten terug had ik het over de opdracht die we hadden gekregen tot het maken van een portfolio. Zo'n portfolio samenstellen laat mij toch wel even reflecteren naar vroegere opdrachten. Zo wil ik het hebben over een tweetal opdrachten die ik samen met anderen heb gemaakt, die ook in de portfolio terechtkwamen en die zeer specifiek zijn aangezien ze een meer expressief vertrekpunt hebben. Wanneer ik nu terugkijk naar deze ontwerpen wordt me duidelijk dat we ons toen, twee jaar geleden, ook al niet hielden aan bepaalde conventies. Zo wordt in het eerste project, samen met Karel, de functie van een toilet in vraag gesteld (Duchamp zou het waarschijnlijk ook zo hebben gedaan moest hij interieurarchitect geweest zijn...) In het tweede project, samen met Maxime, vroegen we ons af of fotografie en beelden een registratie van de werkelijkheid moet zijn? Kan het geen mentale constructie worden door middel van wat photoschopwerk? Specifiek aan de twee ontwerpen is dat ik als acteur fungeer in de foto's. De eerste foto's worden daardoor wat provocatief terwijl ik in de foto's van de narcoticatafel dubbel wordt getoond. Hieronder dus de twee projecten met een korte uitleg.

Het toilet met aan de muur kruiswoordraadsels en bij de tandenborstels een potlood
Nadenkend over de oplossing van een kruiswoordraadsel
Afgeleid worden in het toilet
Sociale interactie binnen een privé-ruimte, een contradictie? Neen, een mogelijkheid! Een wc-ruimte is meestal een ruimte die wordt gereduceerd tot restruimte, waar zich niet meer dan individuele handelingen afspelen. Toch liggen er meer mogelijkheiden in verborgen dan dat. In vele studentenhomes is het immers soms de enige gemeenschappelijke ruimte. Interactie tussen personen ligt er dan ook soms in kleine zaken. De wc-ruimte kan daarvoor een draagvlak blijken. De interactie wordt dan het het samen nadenken en afwerken van kruiswoordraadsels, wat boeiende gesprekken kan opleveren.

Ontheemd door drugsgebruik, Het komt bij veel personen voor. Hallucinaties, geheugenverlies, overdosissen, enz… Een drugsverslaving lijd tot een gedrag dat op vele punten verschilt van dat van een niet-gebruikend persoon. Maar er is één probleem voor een drugsverslaafde; drugs is duur en vooral als je het over harddrugs hebt. Zo komen jonge druggebruikers gemakkelijk in de criminaliteit terecht. Jongeren en/of ouderen van rijke families hebben dit probleem niet en zullen zich dan ook vlugger verwerpen aan harddrugs in plaats van cannabis. Deze harddrugs leid dan ook meestal tot mentale en sociale problemen.

Bij ons staat zo’n rijke centraal. Onze foto toont een jongeheer, eigenaar van een landhuis. Een prachtig gedekte tafel is het middelpunt van de compositie. De persoon in kwestie is mentaal zo in de war dat hij vergeten is iemand uit te nodigen of er gewoon niet toe in staat was. Zo dineert hij eigenlijk met zichzelf. Maar na redelijk wat drugs te gebruiken die op de tafel voor handen liggen ontstaat in zijn mentale fantasie een soort scenario waar hij ook werkelijk met zichzelf aan het eten is. Deze hallucinatie legden wij vast op foto. De tafel die wij fotografeerden geeft niets gezelligs of sociaal meer, wat wel de kenmerken zijn van een tafel binnen het familiegebeuren. Hiermee willen we vooral het asociale gedrag van druggebruikers duidelijk maken. De tafel dus niet meer als ontmoetingsplaats maar als een soort eigen wereld waar de druggebruiker zijn eigen fantasieën beleefd. Waar hij zich terugtrekt en het contact met de echte wereld verliest.

Het onderzoek werdt voor ons een keerpunt: van drugsfeestje naar eenzaam drugsgebruik: zo word het probleem nog iets erger aangekaart want nu is de verslaafde ook zijn terugval bij problemen kwijt: zijn vrienden dus.

dinsdag 22 januari 2008

Go Rudy

De presidentsverkiezingen van Amerika en de daarbijhorende democratische en republikeinse voorverkiezingen wekken mijn interesse enorm. Niet enkel omdat politiek in het algemeen mijn belangstelling krijgt, maar vooral omdat de verkiezingen in Amerika in grote mate het internationale politieke platform bepalen. Ja, u hoort het goed, ik voel mij geen vlaming, geen belg, maar een wereldburger en daarom interesseert internationale politiek mij wel. Toen ik de belangstelling van de media rond Obama en Hilary aanschouwde, wou ik wel eens weten of deze twee kandidaten ook zo hoog op mijn verlanglijstje zouden staan. Daarom surfte ik naar de site van eenvandaag en legde ik er de stemwijzertest af. Zo'n test van 30 vraagjes is natuurlijk wat oppervlakkig, maar toch gaven ze voor mij een sterk afgetekend beeld.

1 Rudy Giuliani (Verlagen belastingen, veranderen onderwijssysteem, economische competitiviteit, enz…)
2 Mitt Romney (Met zijn economisch stimulatieplan)
3 Fred Thompson (Altijd conservatief: 100% ‘pro-leven’, verlagen belastingen, sterk leger, enz…)
4 Hilary Clinton (Na overtuigend de oorlog in Irak te steunen maakte zij een draai van 180°)
5 John Edwards (De verdediger van 'de kleine man'; waar hebben we dat nog gehoord?)
6 John MCCain ( Wil de invloed van belangengroepen op overheidsmaatregelen inperken.Hij wil de belastingwetgeving drastisch vereenvoudigen en de sociale zekerheidsvoorzieningen moderniseren. Aan het onderwijs wil hij strenge kwaliteitseisen stellen)
7 Barack Obama (Er is geen links Amerika en geen conservatief Amerika; er is de Verenigde Staten van Amerika. Er is niet een zwart Amerika en een blank Amerika en een latino Amerika en een Aziatisch Amerika; er is de Verenigde Staten van Amerika)
8 Mike Huckabee ('De bijbel is niet geschreven om te amenderen, de Grondwet wel')

En ja, wat ik dacht wordt al duidelijk: de standpunten van Hilary en Obama kunnen mij niet bekoren aangezien ik in Amerika een republikein zou zijn. En daar voel ik mij niet schuldig voor; het is niet omdat de Irakpolitiek van Bush niet deugt dat de andere standpunten van de republikeinen daardoor ook niet deugen. De stemwijzer geeft me echter een vertekend beeld, omdat de libertariër Ron Paul er niet wordt in opgenomen. Ik weet zeker dat deze kandidaat nog een trapje hoger zou komen dan Rudy Giuliani. Ron verdedigt wel wat standpunten die bij mij niet door de beugel kunnen maar zijn programma komt grotendeels overeen met mijn programma. Verder had ik John Edwards lager ingeschat op mijn lijstje aangezien ik zijn sociale politiek volledig afkeur en John McCain wat hoger. Mike Huckabee staat daar echter terecht op de laatste plaats: zo'n iemand krijgt immers nooit mijn stem...

Dedecker weet alles?

Jean Marie Dedecker is de nieuwe Hegel: een potporie van woorden zo populistisch mogelijk uitspreken zodat ze voor iedereen wel een bepaalde boodschap vertolken, maar eigenlijk niet meer zijn dan bedriegelijke uitingen van kritiek en het aanhalen van verdraaibare situaties. Dedecker beperkt zijn politieke inhoud vooral tot het uitten van negatieve commentaar op andere partijen; je moet zijn uitspraken goed analyseren om er een zekere politieke inhoud uit te kunnen ontleden. Niet echt opmerkelijk: Dedecker wil vlug groeien met zijn nieuwe partij, dit liever door andere partijen te denigreren dan door de traditionele manier om politiek te groeien: een goed programma en een daarbijhorende even goeie praktische politiek. Iedereen weet dat Dedecker tegen de monarchie is, tegen de politiek van de PS, het klimaatprobleem relativeert, het huidige dopingbeleid maar niets vindt en ga zo maar verder. Maar kan de modale mens bepaalde oplossingen die Dedecker geformuleert geeft opnoemen: met moeite. Jean Marie is een nieuwe factor in de negatieve tendens van de huidige politiek: een tendens die politiekers én politiek afschildert als onbekwaam. Een evolutie waarin iedere oppositie de meerderheid (ze zijn immers onbekwaam en de oppositie weet zogezegdt alles) opnieuw en opnieuw vervangt zonder dat er in feite grote ontwikkelingen gebeuren. We moeten afstappen van deze politiek zonder inhoud, zodat mensen terug die inhoud kunnen gaan ontleden tussen de populistische praatjes van de huidige politiek en die kunnen toetsen aan hun individuele voorwaarden...

Onderstaande brief van Jean Marie Dedecker verduidelijkt wat ik bedoel. Het is een brief naar de koning omdat deze Lijst Dedecker niet heeft uitgenodigt, waar hij dat met andere partijen wel deed. De brief is lang, maar de inhoud beperkt zich tot twee stellingen: u (de koning dus) moet ons uitnodigen omdat we net zoals de andere partijen democratisch zijn, maar u doet het niet omdat wij geen hielenlikkers zijn zoals de andere partijen. De rest van de brief is in feite een opsomming van weetjes, negatieve reacties, populistische verwijzingen, enz... Het zijn vooral verwijzingen naar andere personen en andere partijen, nergens wordt een vanuit eigen standpunten geformuleerde argumentatie aangehaald. Ik ben ervan overtuigdt dat Jean Marie niet teleurgesteld was wanneer hij niet was uitgenodigt bij de koning, neen hij was tevreden omdat een nieuwe gelegenheid werd gecreëerd waarin hij opnieuw kon afgeven op anderen.

Sire,
Het heeft geen haar gescheeld of ik had u getutoyeerd, omdat het beter bekt en pent. Maar als verkozene des volks en dus per definitie een proletarisch plebejer hou ik mij, onderdanig als ik ben, aan de adellijke aanspreekvormen. Noblesse oblige. Via de media heb ik vernomen dat U, in Uw hoedanigheid van staatshoofd, de voorzitters van de zogenaamde 'democratische' politieke partijen op het matje zou roepen om uit de impasse van de regeringsvorming te geraken. Om de semantische discussie over het begrip 'democratische partij' te vermijden vraag ik U - voor zover een nederige onderdaan dat mag - per kerende te melden waarom U onze partij Lijst Dedecker niet hebt uitgenodigd. Lijst Dedecker is niet meer of minder 'democratisch' dan de andere Vlaamse partijen. Net zoals die andere partijen vragen wij een verregaande staatshervorming om de welvaart van Uw onderdanen te waarborgen, net zoals de andere Vlaamse partijen die dat tot tweemaal toe hebben gezworen in hun regeringsverklaring. Lijst Dedecker vraagt het wel 'onverwijld', omdat wij niet meer geloven in de beloftecultuur van een politieke nomenklatoera die de Vlaamse ontvoogding al 170 jaar aan het lijntje houdt.
Wij hebben nu vijf rechtstreeks verkozen leden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en, of U dat leuk vindt of niet, de opiniepeilingen geven Lijst Dedecker vandaag een score van 10 procent en een kiespotentieel van 27 procent. Niet dat ikzelf geloof in opiniepeilingen, behalve als ze goed zijn, maar ze bewijzen toch dat er een nieuwe wind waait over het Vlaamse politieke landschap. Dat de gunstige prognoses de gevestigde waarden wat angst inboezemen, of die hooggeachte heren nu uit Ieper komen of Van Ypersele heten, kan ik goed begrijpen. Katholieke charismatische raadgevers hebben altijd meer last gehad van hun belangen dan van hun principes. De principes zijn er voor de grote momenten: Pasen en Kerstmis. Maar de belangen gaan altijd voor, en als die tot excessen of discriminaties leiden, staat voor hen de biecht nog klaar om vals berouw te tonen.
Wij huldigen het principe, Sire, dat een republiek bij een democratie past als een kalkoen bij Kerstmis. Omdat politieke macht niet meer erfelijk is zoals in de middeleeuwen, maar toebehoort aan de verkozenen des volks. Toen ik de eerste keer bij U op theevisite kwam - ergens half juni - vroeg u mij of ik uw job wou afschaffen? Ik heb dat toen eerlijk toegegeven. Ik behoor immers niet tot het soort politici die in het parlement de Vlaamse leeuw zingen en zich achteraf ten paleize komen verontschuldigen voor de geluidsoverlast. Alhoewel ik toen, eerder uit hoofse beleefdheid dan uit overtuiging, ook gezegd heb dat U Uw loopbaan vrij zou mogen beëindigen als protocollair monarch. De bevolking heeft soms nood aan een pseudomoreel gezag en bovendien zijn de romantiek van de koekendozen en het gesubsidieerde volkstheater van prinsjes en prinsesjes een dankbare inspiratiebron voor de pulpjournalistiek. Wie ben ik om die inspiratiebron droog te leggen? Hun gedrag is telkens een ganzenpas in de richting van het einde van de monarchie.
Sire, il n'y a plus de Belges. Het is tijd dat Uw entourage U in Uw edele oor fluistert dat Vlamingen en Walen wel in hetzelfde huis wonen, maar elk op een aparte verdieping. Bovendien is de trap tussen beide etages nog behoorlijk stuk. Als U wilt dat er ernstige treden worden hersteld, dan raad ik U aan te luisteren naar álle democratische verkozenen des volks en niet selectief en discriminerend alleen Uw licht op te steken bij de politieke partijen die Uw belangen het best behartigen en U altijd naar de mond praten. Ik voel me heus niet gebelgd (what's in a name) voor het missen van een colloque singulier in Uw paleis. Het stoort mij wel dat U meer dan een derde van de Vlaamse kiezers uitsluit en verhindert om hun politieke wensen en eisen kenbaar te maken. Een cordonnetje min of meer behoort blijkbaar tot de geplogenheden van de zelfbescherming.
Ik neem de vrijheid, Sire, te besluiten dat dit een denigrerende houding is tegenover Uw Vlaamse volk van iemand die beweert au-dessus de la mêlée te staan. Als u toch zo verontrust bent over de mening van uw onderdanen, Sire, dan raad ik U aan mijn advies te volgen en verkiezingen te laten uitschrijven. Zo kent U de ongezouten mening van allen. Bij tegenvallende resultaten kunt U nog steeds politiek asiel aanvragen in Vlaanderen. Dit land is ontstaan met een opera en zou wel eens kunnen eindigen in een operette.
In de hoop dat wij U niet hebben opgehouden voor een rustgevende vakantie in het zuiderse Frankrijk, verblijven wij, in naam van de Vlaamse plebejers van LDD.
Met de meeste hoogachting, en sans rancune,
Jean-Marie Dedecker, voorzitter van de Lijst Dedecker en volksvertegenwoordiger

Noot: ik spreek me hier niet uit over het programma van Lijst Dedecker, als liberaal en republikein kan ik mij er immers tot op zekere hoogte in terugvinden. Ik heb alleen moeite met het uitdragen van de politiek door lijstdedecker in de media. Zonder al echt doeltreffend aan politiek te hebben gedaan heeft Jean Marie Dedecker een verdomd grote mond ten opzichte van de andere partijen. Ofwel is hij ten stelligste overtuigd van zijn inhoud ofwel leidt hij de blikken van de mensen naar zijn persoon inplaatst van naar zijn programma. Zo hoeft hij wanneer hij aan praktische politiek doet, geen verantwoording af te leggen voor zijn daden, hij ging het immers anders doen dan de huidige politiekers, niemand heeft gezegdt hoe...

Ik was op het openingsdebat van het LVSV en zag daar een student Jean Marie Dedecker uit zijn kot lokken met de beweringen dat hij alleen maar populistische praat verkoopt zonder tot de eigenlijk inhoud of tot een eigenlijk oplossing te komen (ik had dezelfde indruk) Dedecker antwoorde, als we dit een antwoord kunnen noemen, dat deze student zijn premie, waarschijnlijk gegeven door een andere partij om deze commentaar te uitten, maar moest gaan halen. Dit vertelt veel, en Jean Marie ik zeg je: wordt maar gewend aan deze uitspraken, of ze nu van die student kwamen of van andere politiekers gaan komen; er zullen er veel volgen...

maandag 21 januari 2008

Tweederangshuizen

Ayn Rand’s filosofie leert ons dat de meerderheid van de mensen uit de huidige samenleving in feite tweederangsmensen zijn. Dit omdat ze leven voor anderen, bvb door een status te creëren ten opzichte van andere mensen, en daarvoor hun eigen individuele voorwaarden verloochenen. Wel naast de tweederangsmensen bestaan er ook hun huizen: de tweederangshuizen. Uit Bart verschaffel zijn tekst, die ik moet blokken voor mijn examens, leer ik wat ik al langer wist, namelijk dat huizen vooral opgebouwd worden als representatie naar de buitenomgeving en dus naar anderen toe. Ga maar na: de meeste huizen in Vlaanderen krijgen een statige voorgevel, een kostelijke voordeur en een riante onvangstruimte mee. Ruimtes en decoratie-elementjes die meestal het gehele budget opslurpen, maar binnen het dagelijkse leven door de bewoners niet gebruikt worden. Neen; ze zijn gebouwd en geplaatst voor het ontvangen van bezoek en om op die manier te kunnen pronken met wat men bezit. Het is de schone tafel, die nog in de meeste huizen aanwezig is, waar de gasten ontvangen worden, waar de mooie schilderijen en foto’s worden opgehangen en waar het mooie servies wordt uitgestald. Dit alles is niet voor de ogen van de eigenlijke bewoners van het huis want deze eten meestal in de goedkopere keukenruimte en leven in het minder riante achterhuis. De representatieruimte is dus bijna nutteloos want nooit gebruikt. Toch moet zij ook onderhouden worden door de huisvrouw, wat weer heel wat werkuren kost. Raar, dat men nog altijd niet van dit concept is afgestapt. Men investeert liever in ruimtes die gebruikt worden als representatie naar anderen, terwijl men dan nog eens daarvoor bespaart op zaken waar men zelf nut en comfort van ontvangt. Zo investeren mensen amper in hun eigen slaapkamer en bijhorend bed: een plaats waar ze toch 1/3 van hun leven verblijven. (de meeste mensen krijgen te maken met slaaploosheid door slapen op een goedkope matras)

Deze strategie gaat echter nog veel verder dan je zou denken. Wanneer je huis immers ingenomen wordt door bezoekers is het helemaal niet meer van jou: er wordt dan immers ander eten geserveerd dat gepast is voor deze bezoekers, er moeten andere, soms ongemakkelijke, kleren worden gedragen (zo mag ik mijn sletsen niet aanhouden als er bezoek is) en je gedrag moet worden aangepast (beleefd zijn, kinderen moeten zwijgen, enz…) Wanneer gaan mensen en architecten nu eens doorhebben dat een huis een eigen individuele ruimte is die moet opgebouwd worden vanuit je individuele voorwaarden (bvb naar comfort) en waar je eigen regels gelden. Mensen moeten zich toch niet aanpassen in hun eigen woning of moeten toch hun eigen woning niet aanpassen naar de gevraagde maatschappelijke standaarden. Stap toch eens af van deze komedie…

zondag 20 januari 2008

Logo

Een tweetal weken geleden kreeg ik de opdracht van mijn docenten om een eigen portfolio te maken. Ik zit immers in mijn laatste jaar en dan moet je je de vraag stellen hoe je jezelf wil profileren naar de buitenwereld toe. Wel de opdracht voor de portfolio was welomlijnd; individueel, 12blz, vast formaat, maar zoals dat al wat meer gebeurdt hield ik daar niet echt rekening mee. Of beter; wij, want samen met enkele medestudenten had ik besloten om de portfolio collectief te gaan ontwerpen en samenstellen. Met vier studenten; Jan, Jacob, Karel en mijzelf, wilden we een portfolio maken die door de samensmelting van onze projecten een zekere meerwaarde verkrijgt. Tevens omdat onze ontwerpmethodieken nauw bij elkaar aansluit en we onszelf later zien samenkomen in één of andere denktank (nu nog een droom, misschien later werkelijkheid), maar ook omdat vele van de individuele ontwerpen een onderbouwing bezitten die beïnvloed werdt door anderen uit het collectief. Het hoofdthema van onze portfolio werdt het geschreven woord, de tekst. Dit omdat we allen zeer sterk fixeren op een conceptuele achtergrond voor onze projecten, eerder dan een directe vertaling in een beeldende uitwerking. Een conceptuele onderbouwing die meestal voortspruit uit gelezen teksten maar vooral, zeker in mijn geval, ook resulteert in geschreven teksten. Onze portfolio werdt dus een aaneenschakeling van teksten en concepten, waarin een 25-tal projecten worden voorgesteld. Ik ga deze hier natuurlijk niet volledig presenteren, toch wil ik enkele tipjes van de sluier oplichten.



Er was onze kaft waar je hierboven een afbeelding ziet die werdt aangepakt, net als de meeste van onze projecten, als een experiment. Zo werdt een laag textiel bewerkt met twee lagen polyester zodat een harde kaft werdt gevormdt die onze portfolio kon bundelen. Tussen de gelaagdheid van deze twee materialen kwam onze voor en achterkant. Op de voorkant zien we een logo en een ondertitel, de achterkant sluit de bundel af. Ons logo is eigenlijk het simpele woord: 'logo', een woorspel, een verwijzing naar het feit dat wij eerst de woordelijke en conceptuele achtergrond gaan analyseren voor we tot een beeldend iets komen. Dat vele mensen een logo ontwerpen zonder de diepere betekenis te gaan onderzoeken, daar stellen wij ons vragen bij. Dat ons logo het 'woord' wordt, leidt de verwachtingen van de lezer in de juiste richting. Onze ondertitel lijkt op het eerste gezicht een simpele opsomming van het alfabet, toch is het meer dan dat. Het wordt eigenlijk het bindende gegeven tussen de vier personen die aan deze portfolio hebben gewerkt. Want het is net de alfabetische rangschikking, de beginletter van onze achternaam, die het contact tussen ons vier bewerkstelligde. Dat de V op pagina 2 ons opnieuw gaat rangschikken is dan ook een verwijzing. De achterkant van onze kaft sluit de portfolio af met een missing link. Een soort van zelfreflectie aangezien wij ons ervan bewust zijn dat vele van onze projecten nog onvolmaakt zijn. Omdat wij meestal langdurig op zoek gaan naar een conceptuele onderbouwing voor ons werk, krijgen wij soms wat problemen met het tijdschema. Daardoor missen wij soms files die nodig zijn om de projecten te gaan presteren. De kaft zelf is dus een representatie van ons collectief: Jacob en Karel werkten al veelvuldig met polyester en ieder van ons ziet architectuur als experimenteren en proberen. Ook de hoge mate van orginaliteit en het ludieke ontstaan (op café) van deze kaft duiden onze ontwerpmethodiek.

Het volgende ontwerp is één van mijn projecten die in de portfolio werden geplaatst. Het is ruim een jaar geleden vorm gegeven; toen bevondt mijn ontwerpniveau zich waarschijnlijk nog niet op het niveau waar ik mij nu bevindt, toch kan men al enkele kenmerken ontleden die mijn ontwerpstijl eigen zijn.



Render Plug It In!

Een wand die vrij invulbaar is, die drager is van verschillende functies en die uiterst flexibel is. Dat is de wand waarnaar ik op zoek ben geweest. We zitten namelijk in een evolutie waarin ontwerpers steeds meer op zoek gaan naar vrij invulbare en individuele ruimtes en ik wil met mijn ontwerp hier een antwoord op bieden.

Mijn wand bestaat uit een stalen raster dat dienst doet als draagstructuur. Het raster is zo samengesteld dat vierkanten van 26 * 26 worden gevormd. Dat raster bevat alle elektrische kabels en aansluitingen. In het raster kunnen pvc-modules worden ingepast. Voorbeelden van modules zijn vooral kasten, verlichting, eventueel verwarming. Maar verder ook bureaubladen, afwasbakken, microgolfovens en tafels. Het is niet de bedoeling dat alle vakken worden ingevuld met modules, ze kunnen ook opengelaten worden en zo kunnen ze vb in de badkamer dienst doen als handdoekrek of tussen de keuken en de eetkamer als doorgeefluik.

Omdat de wand is opgebouwd uit verschillende modules krijgt de gebruiker de mogelijkheid om zijn eigen wand samen te stellen. Zodat de wand voldoet aan de individuele interesses of smaak van iedere gebruiker. Door alle elementen (verlichting, verwarming en opbergfuncties) in te pluggen in de wand ontstaat een open ruimte waar de bewoner een zekere vrijheid krijgt om andere elementen te plaatsen. Naast deze vrijheid is het vooral belangrijk dat de flexibele wand alle techniek bevat en zo eigenlijk alle stopcontacten en leidingen bevat. De elektrische aansluitingen worden zo erg flexibel waardoor gemakkelijk andere toestellen kunnen worden aangesloten waar nodig.

Een ultraflexibele wand die zowel structuur, techniek en alle belangrijke functies bevat creëert een zekere vrijheid in de woning. Het interieur wordt individueel aanpasbaar en wordt zo een menselijke biotoop die sterk gericht is naar de individuele interesses van de bewoner.

Plug it in!

Wordt vervolgdt...

zondag 13 januari 2008

Recepties...

Een nieuw jaar en daar hoort een, elk jaar terugkerend, fenomeen bij: nieuwjaarsfeestjes en nieuwjaarsrecepties. Dit jaar is het drukker dan ooit, en voor mijzelf liberaler dan ooit. Verleden week startten we met de nieuwjaarsreceptie van Jong Vld Staden en Open Vld Staden. Het was er gezellig druk en ook de camera's van de vrt waren terplaatste, maar dat zal iedereen wel in terzake hebben opgemerkt. Vrijdag was er dan de receptie in Brussel van Jong VLD Nationaal. En vandaag de nieuwjaarsreceptie van VLD Langemark-Poelkappelle. Volgende fotoreportage toont mijn receptieavonturen tot nu toe...

Sofie Staelraeve en Joeri Deprez op de receptie in Staden
Sfeerfoto op receptie te Staden
Vincent Van Quickenborne en Karlos Callens
De Terzake ploeg met ikzelf op de achtergrond
Patrick Deklercq in gesprek
De nieuwjaarsreceptie van Jong VLd te Brussel
Op de nieuwjaarsreceptie van Jong VLD werdt Didier Reynders beloont met de prijs van 'blauwe reus'

donderdag 3 januari 2008

Leefbare steden

De stedelijke omgeving is alomtegenwoordig in Vlaanderen. Meer dan de helft van de Vlamingen woont namelijk in een verstedelijkt gebied. Dat is natuurlijk niet echt opmerkelijk aangezien we in een stad diensten vinden die we in een andere omgeving niet aantreffen. Het is een gegeven dat door zijn volledigheid voldoende kansen en mogelijkheden lijkt te bieden. Juist om die reden merken we dezelfde verstedelijkingstrend, waarmee wij in het verleden te maken hadden, nu ook in ontwikkelingslanden. Neem nu China waar gebieden zoals Guangzhou zich ontwikkelen tot hyperstructuren van meerdere tientallen miljoenen inwoners, enkel gescheiden door gemeentegrenzen. Ook in bepaalde gebieden in Afrika merken we dat nieuwe steden er in ijltempo tot ontwikkeling komen. Nu deze relatief nieuwe samenlevingsvorm in opmars is om de meest voorkomende te worden dringt zich een grondige analyse op: is de stad wel leefbaar en bied deze wel voldoende kansen? De laatste veiligheid en armoede cijfers overtuigen ons om hier een negatief antwoord te formuleren. Een meer omvattend onderzoek leert ons dat stedelijke problemen omvangrijker zijn en ze zich zelfs bevinden in de basisstructuur van de stad.

Menselijke biotoop of niet?

Het grote verschil tussen een stedelijke en landelijke omgeving is de grote densiteit van leven (wonen, werken, verkeer, enz…) Hiermee gepaard gaand merken we een reductie van de publieke ruimte. Steeds meer mensen maken dus gebruik van steeds minder publieke oppervlakte. Deze laatste krijgt op specifieke tijdstippen dan ook te maken met overbezetting of met andere woorden de welgekende ‘drukte’. Vele onderzoekers ondersteunen een theorie die stelt dat de mens binnen zo’n overbevolkte omgeving zijn gedragspatronen indringend aanpast. Eén van de voortrekkers van deze theorie is Georg Simmell. Deze socioloog stelt honderd jaar geleden het volgende al vast:‘ Het individu binnen een metropool staat voortdurend bloot aan een overdosis kortstondige, maar intense stimuli. Ons gestel creëert een soort afweermechanisme (blasé-attitude) en daardoor reageren we onverschillig ten opzichte van goederen en mensen of uiten we ons in excentriek gedrag’ Tijdens een wandeling in een stedelijke omgeving krijgen we te maken met een zeer onpersoonlijke en directere (reclame, geur, geluid, enz…) interactie.Deze interactie komt bij de wandelaar meestal als drukkend over en resulteert dan ook vlug in een of andere vorm van stress. Dat de meeste contacten tijdens deze wandeling van zakelijke aard zijn (winkelier, bibliothecaris, enz…) beïnvloedt dit fenomeen negatief aangezien de wandelaar zich niet geruggensteund voelt door een herkenbare omgeving.

De publieke ruimte in een stad is er een waar het individu nog weinig controle op heeft. We merken dan ook dat het individu verkiest zich terug te trekken in zijn privé-domein en enkel in het openbare domein komt voor noodzakelijke transacties. Dat deze evolutie zich werkelijk voordoet kunnen we aantonen door de manier waarop sommige marketingstrategen hierop inspelen. Zo kan men verwijzen naar de hierna voorgestelde reclamespot van Douwe Egberts. Een vrouw vertrekt vanuit haar werk en komt tijdens de route naar huis de volgende zaken tegen: lekke band, regenbui, betoging, enz… eenmaal thuis kan ze zich ontspannen in de living, natuurlijk vergezeld met een kopje koffie. Er zijn nog meer voorbeelden zoals deze en allemaal hebben ze dezelfde conclusie: op het openbare domein krijg je geen vat terwijl je thuis alles onder controle hebt. Dat op privé-domein alles enigszins controleerbaar is, is correct maar binnen deze microsfeer vindt men niet voldoende noodzakelijke sociale contacten. We zien namelijk een evolutie waar t.v. kijken en op internet surfen, twee onpersoonlijke activiteiten, een prominente rol gaan innemen. Op die manier geraken sociale gezinsactiviteiten achterop waardoor de belangrijke interactie tussen ouder en kind in het gedrang komt.

De mens is in principe een interactief wezen dat nood heeft aan sociale contacten. Vinden we die contacten niet terug dan wordt de maatschappelijke ontwikkeling beperkt gehouden. Zo krijgen we namelijk een maatschappij waarin anonimiteit, gebrek aan creativiteit, stress, enz… alsmaar meer voorkomen. Willen we deze problemen doeltreffend aanpakken dan moeten we vertrekken bij de oorzaak van het probleem. In dit geval is die oorzaak drieledig:

Sociologisch onderzoek wijst uit dat er een verband bestaat tussen de hoeveelheid verkeer in een straat en de sociale relaties in diezelfde straat. In een straat met drukke verkeersstromen merkt men op dat mensen minder geneigd zijn om contact te zoeken in hun nabije omgeving. Daarom dat men misschien eens moet nadenken over de verkeersstromen in een stedelijke omgeving. Er bestaat een trend om publieke parkeergarages te integreren in het centrum van de stad. Beter zou het zijn om dit net aan de rand van de stad te doen en aansluiting te voorzien op het openbaar vervoer.

De directe grens tussen privé en publiek domein die nu meestal voor handen is resulteert in een proces waarin mensen nog duidelijker afstand gaan doen van dat laatste domein. Er bestaan ontwerpstrategieën die een ruimte zo kunnen afbakenen dat deze zich wel in het openbaar domein bevindt maar als semi-privé wordt herkend. Deze gebieden noemen we semi-publieke zones: de gebruiker bevindt zich in openbaar domein en kan hier dus contacten leggen maar hij wordt geruggensteund door privé-domein waarin hij zich vlug kan terugtrekken.

Hedendaagse steden zijn meestal opgebouwd zonder rekening te houden met integratie van open ruimte en groene zones. Open ruimtes in de vorm van pleinen, verkeersvrije straten en parken zijn zeer belangrijk voor een aantrekkelijk publiek domein. Groene zones hebben nog enkele specifieke voordelen: ze ontstressen en bieden een meerwaarde aan de directe omgeving.

Centralisatie en controle

Een volgend groot fenomeen dat merkbaar is binnen de stedelijke omgeving is de neiging tot centralisatie. Politionele instellingen verkiezen gestuurd door een controledrang om zowel diensten als doelgroepen te centraliseren in specifieke zones. Wanneer diensten worden samengenomen spreken we over grote winkelstraten of zones zoals de noordwijk in Brussel waar enkel kantoorgebouwen geplaatst werden. Resultaat hiervan is dat op die manier hele gebieden op bepaalde tijdstippen leeg en verlaten zijn. Op zich niet echt een groot probleem, wel merken we dat de centralisatie van diensten gecombineerd met de centralisatie van groepen personen van een andere kaliber is.

In bepaalde gebieden van een stad, meestal waar de huurprijzen laag liggen, merken we dat personen van dezelfde cultuur gaan samentroepen. Denk maar aan de meest gekende voorbeelden zoals Chinatown, Italian town, enz… maar ook zien we hetzelfde fenomeen in vele zones in Vlaamse steden waar enkel immigranten wonen. Verschillende van deze gebieden liggen ver van noodzakelijke diensten zoals winkels, ontspanningsmogelijkheden, enz… We zien dan ook dat vele van deze zones zelf op zoek gaan naar enige vorm van organisatie waardoor ze uitgroeien tot zelfgeorganiseerde entiteiten. Dat dit een belangrijke evolutie is leggen we uit aan de hand van volgend voorbeeld:

Persoon x is immigrant en werkloos, hij is gevestigd in zone A; een woongebied in de stadsrand met veel personen die in dezelfde situatie verkeren. Voor belangrijke aangelegenheden moet x zich begeven naar B, een gebied in het centrum van de stad waar alle bestuurlijke instellingen zich bevinden. x is een probleemgeval want zoals veel immigranten geraakt hij moeilijk aan werk en kan hij zich door de grote cultuurverschillen moeilijk aanpassen aan zijn nieuwe leefomgeving. Wanneer x specifieke problemen krijgt zal hij in eerste instantie het bestuur daarvoor verantwoordelijk stellen; dus de personen die gevestigd zijn in het centrale gebied B.

Hij begint als het ware zijn problemen direct te koppelen aan beslissingen genomen in B. Wanneer hij te rade gaat in zijn directe omgeving krijgt hij reacties te horen van mensen met dezelfde culturele achtergrond en dezelfde problemen. Op deze manier kan er een soort band ontstaan in zone A die specifiek gericht is tegen zone B. Zo’n situatie kan zich gemakkelijk voordoen aangezien zone A en zone B weinig tot geen gelijkenissen bezit. Door de grote cultuurverschillen komen de personen uit de verschillende zones ook weinig met elkaar in contact. Deze situatie kan dan ook negatieve gevolgen hebben omdat dit soms ontaard in kleine en zelfs grote conflicten, denken we maar aan de LA riots of de rellen in Parijs waar dezelfde omstandigheden zich voordeden.

Dit proces naar centralisatie leidt dus meestal tot een verhoging van de onveiligheid, segregatie en conflicten. Het ligt dan ook voor de hand om hier in te grijpen. Zo is een decentralisatie van de verschillende diensten een belangrijke stap in de goeie richting. Daarnaast is het belangrijk dat deze diensten toegankelijk zijn voor iedereen en goed bereikbaar blijven. Gebouwen waarin deze diensten zijn ondergebracht moeten een voorbeeld zijn van open architectuur; dat wil zeggen architectuur die geen barricades opwerpt tussen binnen en buiten. Een bouwstijl met visie die bepaalde drempels verlaagt. Wanneer we dieper willen ingaan op die drempelverlaging kunnen we een tweede strategie hanteren: het combineren van functies binnen hetzelfde gebouw. Zo is het Schots parlement een belangrijk voorbeeld: een bestuurlijke functie wordt er gecombineerd met het tentoonstellen van kunst waardoor een synergetische werking ontstaat.

Binnen historische steden bevindt zich meestal een grote toeristische zone, waar grote hotels worden geplaatst. Ook in zakencentra zien we grote kantoorblokken. Het zijn geheel op zichzelf staande superstructuren die de vitaliteit uit de nabije omgeving trekken. Binnen dit thema wil ik dan ook even kort verwijzen naar de kunstmusea. Deze overgesubsidieerde gegevens verzamelen grote hoeveelheden kunst in halfgesloten centra vooral voor de ‘intellectuele’ kunstelite. Kunst is iets dat de ontwikkeling van een maatschappij op zo’n manier kan stimuleren dat het voor iedereen moet openstaan en dan ook eerder thuishoort in het publieke domein, het kan hierin dan ook een belangrijke rol spelen.

Ten slot is de vermenging van doelgroepen primordiaal om enigszins een homogene omgeving te verkrijgen. Ieder samennemen in doelgroepen is immers geen rekening houden met de individuele interesses en talenten van het specifieke individu. Daarom is het noodzakelijk om woningen van verschillende prijsklassen te vermengen zodat de daarbij horende bewoners in elkanders contactgebied terechtkomen.

Groot, groter, grootst,…

Er is nog een derde evolutie die in de toekomst meer en meer invloed gaat verwerven en dat zich vooral voordoet of gaat voordoen in hedendaagse ontwikkelingslanden: het uitdijen van steden. We spraken daarnet van Guangzhou dat een massastructuur aan het worden is, maar ook Tokio, Delhi, Mexico-city en vele andere kunnen als voorbeelden aangehaald worden. Problemen die met dit fenomeen gepaard gaan zijn de centralisatiestrategieën die we zonet aanhaalden en de leefbaarheid van zo’n structuren. Vervuiling en sociale reductie zijn immers zaken die in deze nog grotere vormen aannemen. We kunnen natuurlijk het stedelijk weefsel van deze structuren ontlasten door open ruimte en groen te integreren, maar zo krijgen we het probleem dat deze steden nog verder gaan uitdijen en zoals in de Benelux het geval is alomtegenwoordig worden en zelfs een gesloten geheel van steden gaan vormen. Daarom is het noodzakelijk dat we niet enkel de stedelijke ruimte gaan aanpassen om het leefbaar te houden maar dat we deze ook gaan reduceren in oppervlakte. De technieken daarvoor, die we hierna gaan aanhalen, zijn niet enkele geldig voor steden maar ook voor gemeenten en andere centra van menselijke activiteit. De mens moet zich immers bescheiden opstellen binnen de wereld die hij bezet.

Wanneer men steden horizontaal ziet expanderen dan lijkt het logisch om verticaal verder uit te breiden. Dat heeft men dan ook veelvuldig gedaan; denk maar aan New York dat het meest ultieme voorbeeld is wanneer men het over hoogbouw heeft. Hoogbouw lijkt een oplossing om de oppervlakte van steden te gaan reduceren maar dan moet men dit op een meer subtielere manier aanpakken. Woontorens zoals in New York, of dichter bij huis de Noordwijk van Brussel, zijn zo oncreatief dat ze weinig meerwaarde bieden aan de omliggende ruimte. De woontorens in Monaco waar op een subtiele manier groen gecombineerd wordt binnen de architectuur zijn voorbeelden die een goede richting aangeven. Vooral Michael Sorkin, een Amerikaans architect, is op een zoek naar een nieuwe rol voor hoogbouw. Integratie van groen en relatie met de omgeving zijn de uitgangspunten die hij daarvoor neemt.

Een minder radicale, maar zeker niet minder doeltreffende ingreep is de multifunctionaliteit van gebouwen verhogen. Vandaag de dag merken we dat bvb een kantoorgebouw alleen overdag en tijdens de week wordt gebruikt terwijl een jeugdlokaal alleen s’avonds en meestal tijdens het weekend bezet is. Deze twee gegevens zijn zeker te combineren binnen één gebouw. Een grote vergaderzaal kan immers dienst doen als jeugdlokaal. Er zijn nog meer van deze voorbeelden te vermelden en allemaal houden ze een directe reductie van bebouwde oppervlakte in. We kunnen zelfs nog verder gaan en het combineren van woningen aankaarten. In vele studentenkoten zien we dat studenten er een keuken of een living gemeenschappelijk hebben. Ook sommige woonprojecten gebruiken dit concept. Dit zijn zaken die het verantwoordelijke bestuur moet stimuleren aangezien naast de compactheid de milieuvriendelijkheid van deze projecten aantoonbaar is.

Algemene ingrepen

Wanneer men de voorgaande punten analyseert zal men merken dat veel van de voorgestelde ingrepen heel direct zijn en een grote impact hebben op de omgeving. Dat is ook noodzakelijk omdat de leefbaarheid van steden in het gedrang komt. Het vraagstuk van de leefbaarheid is immers een kwestie dat op veel vlakken onderschat wordt. Toch zijn er andere minder directe ingrepen die het probleem uit de weg kunnen helpen en die het in de toekomst kunnen vermijden. Die technieken zijn dan ook nog eens bijna kosteloos en dus bij voorkeur te hanteren. We kaarten hieronder de twee belangrijkste aan.

Wanneer een publieke omgeving niet optimaal gebruikt wordt kan het gewenst zijn om de omwonenden zelf te laten participeren in hun omgeving. Wanneer het bestuur op zich zelf beslist om bepaalde interventies uit te voeren kan het voorkomen dat de omgeving zo ingrijpend verandert dat de omwonenden nog weinig betrokkenheid voelen met die omgeving. Men kan bvb bepaalde wijkcomités vragen naar hun mening in bepaalde kwesties maar hen ook stimuleren om projecten te organiseren die leiden tot meer gezelligheid en samenhorigheid. De straat bepaald de straat moet het uitgangspunt zijn.

Specifieke vakken zoals sociologie en psychologie kunnen bij voorkeur geïntegreerd worden binnen de opleiding architectuur en stedenbouw. Nu gebeurd dit wel, maar beperkt en binnen een theoretisch kader; het is ook noodzakelijk dat deze vakken gecombineerd worden met de praktijk zodat beginnende architecten ze weten toe te passen. Hiermee komen we terecht bij het belangrijkste aspect van stedelijke planning: de stedenbouwkundigen en architecten zelf. Zij moeten namelijk weten welke gevolgen hun ingrepen hebben omdat deze meestal omvangrijker zijn dan ze denken. Ook moeten ze een bepaalde strategie hanteren, niet enkel representatie telt maar ook de sociologische en psychologisch meetbare gevolgen.

Enkel wanneer jonge architecten en planners de problemen onder ogen zien en ze weten aan te pakken kan de stedelijke omgeving evolueren naar een leefbare en duurzame omgeving waar het individu zich thuis voelt en het kan deelnemen aan de interpersoonlijke maatschappelijke ontwikkeling binnen die omgeving.

Vandewalle Jürgen

Een (eco)logische omwenteling

Oude gewoonten + nieuwe technologie = onvoorspelbare gevolgen. Deze stelling omsluit een recentere evolutie die onze samenleving zo kwetsbaar maakt voor omvangrijke problemen zoals de opwarming van de aarde. Wanneer we merken dat de publieke opinie terecht positief reageert op nieuwe technologieën (die meestal ook meer Co² uitstoten), moet diezelfde opinie zich de vraag stellen of we die nieuwe gegevens kunnen blijven combineren met onze traditionele gewoonten. Het is immers net zo’n eenzijdig beperkte visie dat een draagvlak creëert voor politieke onverschilligheid omtrent dit thema. Wanneer de publieke opinie immers de noodzaak van een andere aanpak niet opmerkt verkrijgt de overheid niet de politieke stimulansen om iets te ondernemen. Daarom dat zo’n omvangrijk probleem een nieuwe aanpak vraagt, zeg maar een omwenteling binnen het politieke landschap. Daarin is de rol van het liberalisme groot aangezien het de enige ideologie is die het te overtuigen individu als uitgangspunt neemt en tevens de meest progressieve denkrichting hanteert.

Dat het liberalisme collectieve goederen als het milieu niet hoog in het vaandel zouden dragen, is een fabeltje dat met groot jolijt wordt verspreid door verschillende niet liberale instanties. Zelfs Adam Smith, toch algemeen beschouwd als de grondlegger van het klassiek liberalisme, waarschuwde ons al voor verkwisters en oplichters die door het puur najagen van privé voordeel een zeker maatschappelijk verlies in de hand werken. Een individu mag nooit sterk aanspraak maken op een goed als dat leidt tot een collectief verlies dat indirect negatieve gevolgen betekent voor andere individuen. In die zin is een omvangrijke verloedering van het milieu een misbruik waarbinnen consequente liberalen genoodzaakt zijn om in te grijpen. Sterker nog, ze hebben er alle baat bij om dit ook te doen aangezien ze zo gelijke kansen afdwingen in de tijd. Want wie de hedendaagse evolutie analyseert merkt dat volgende generaties niet over dezelfde kansen zullen kunnen beschikken als wijzelf als we niet vlug tot actie overgaan. Echter ook nu op dit eigenste moment zien we dat door onze vervuilende gewoonten mensen in andere streken kansen worden ontnomen. Voorbeelden hiervan zijn drinkwatertekorten in Afrika en overstromingen in Azië waardoor verschillende gebieden zich economisch niet kunnen ontplooien, wat een directe decimering van de mogelijkheden van de inwoners inhoudt. Aangezien verschillende klimaatrapporten nog grotere gevolgen voorspellen kunnen we niet onverschillig blijven ten opzichte van de situatie van deze mensen.Wanneer we te lang wachten om evoluties als deze aan te pakken kan het zich voordoen dat de situatie zo erg gesteld is dat verschillende vormen van dwingend recht nodig zijn om oplossing te bieden. Dwingend recht is een gegeven waar liberalen argwanend tegenover staan; specifieke geboden die de mogelijkheden van individuen beperken brengen namelijk de individuele zelfontplooiing in gedrang. Het is dus in ieders belang om zo’n omstandigheden ten stelligste te vermijden.

De kracht van het individu

Verschillende traditioneel linkse groeperingen zien voor bijna ieder beleidsaspect een grote rol liggen voor overheidsingrepen. Ook binnen het klimaatprobleem staan ze erop deze aanpak te hanteren, wat meestal resulteert in vanuit liberale ogen ondoordachte voorstellen zoals gratis openbaar vervoer, meer belastingen en ernstige beperkingen op marktransacties. Of deze ingrijpen wel of niet efficiënt zijn laten we in het midden. Toch kunnen we er niet omheen dat een beleid gefundeerd met zo’n basis een surreële toestand creëert waarin inwoners niet weten waarom bepaalde maatregelen worden genomen. Ook ligt het voor de hand dat zo’n beleid na een zekere tijd afgestraft zal worden doordat de maatregelen te drastisch zijn en ze te sterk de mogelijkheden van de betrokkenen beperken. Wanneer we een beleid niet vanuit overheidsingrijpen opbouwen maar vanuit het individu, hebben we meer kans op slagen en dat omwille van twee redenen: (1) Ieder individu is een belangrijke schakel binnen de publieke opinie. Deze speelt een grote rol bij het wel of niet goedkeuren van een ecologisch beleid. (2) Het individu is een belangrijke actor binnen het economische stelsel en kan dus ook in grote mate deze markt beïnvloeden gestuurd door zijn eigen idealen.

Het is dus vooral belangrijk dat niet de overheid maar de mensen zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Dat kan alleen als ze enerzijds over de nodige correcte informatie beschikken zodat ze de situatie goed kunnen inschatten en anderzijds ze ook daadwerkelijk worden gestimuleerd om tot actie over te gaan.

Sensibilisatie en stimulatie

‘Een niet gemarginaliseerde openbare discussie over milieuzaken op basis van informatie is wellicht niet alleen goed voor het milieu, maar zou ook wel eens belangrijk kunnen zijn voor de gezondheid en het functioneren van het democratische systeem zelf’

Nobelprijswinnaar Amartya Sen ziet een grote rol weggelegd voor openbare discussie en een correcte en uitgebreide informatieverstrekking binnen een democratisch systeem. Het is meer dan noodzakelijk dat het individu wordt ingelicht over de omstandigheden en bijgevolg ook goed weet wat zijn rol in deze is. Het lijkt efficiënter om hiervoor te steunen op menselijke communicatie in tegenstelling tot ambitieuze maar gemakkelijker weg te wuiven wetenschappelijke infocampagnes. Een soort van milieuconsulent zou samen met mensen rond de tafel kunnen gaan zitten, hen inlichten omtrent milieuproblemen en samen met hen tot aanpak overgaan. Daarnaast kan hij bij grote projecten (bvb verbouwingen) een adviserende rol uitoefenen. Verder kan men met behulp van het onderwijs kinderen stimuleren om na te denken over het probleem door middel van ecologische stages, bosklassen, milieudagen of gewoon door het thema te integreren in biologielessen. Sommige partijen zoals studenten architectuur, industrieel ontwerper en zelfs economie vragen echter een meer gerichte aanpak. Zo kunnen we deze partijen specifiek benaderen door hen tijdens praktische opdrachten te wijzen op de ecologische impact van hun beslissingen.

In het verleden zijn op verschillende niveaus beleidsopties genomen in functie van het milieu. Sommige van deze opties waren en zijn niet zo efficiënt omdat ze de betrokken partijen niet of niet voldoende stimuleren. Richtlijnen zoals deze voor Co² uitstoot door de Europese unie of de wet die het K-peil van een woning bepaalt zijn te sterk afgelijnd en bieden geen mogelijkheid tot bredere interpretatie. Individuen, organisaties of landen zien zich wel genoodzaakt om deze regels correct na te leven maar tot meer worden ze niet gestimuleerd. Ook ludieke acties zoals dikketruiendag of nacht van de duisternis belichten het thema op een negatieve manier. Op deze manier leren we de mensen dat een inspanning voor het milieu gepaard zou gaan met een verlies van comfort.

In tegenstelling tot wat vele instanties beweren ligt er voor het liberalisme wél een belangrijke, al dan niet de belangrijkste, taak weggelegd bij de aanpak van het klimaatprobleem.Wanneer we immers oorzaak en gevolgen analyseren wordt duidelijk dat ook vanuit een liberaal gedachtegoed een bepaalde vorm van ingrijpen onafwendbaar is. Dat liberalen bij hun beleidskeuzes voornamelijk vertrekken vanuit het individu en veel belang hechten aan openbare discussie vormt hierin geen nadeel maar juist een groot voordeel. Dat alleen linkse instanties de ecologische waarheid in pacht zouden hebben is dan ook onwaarschijnlijk en oncorrect. Wat we wél nodig hebben binnen dit thema is een politieke omwenteling die een mentaliteitswijziging in de hand werkt. Niet overheidsingrijpen zal uitsluitsel bieden maar eerder een publieke opinie die zijn verantwoordelijkheid opneemt.


woensdag 2 januari 2008

Wij verantwoordelijk, nee toch...

Niet mensen, niet overheden, maar bedrijven zouden de grote boosdoeners zijn wanneer we spreken over de menselijke impact op het milieu. Ik denk dat het een gemakkelijke strategie is om onze verantwoordelijkheid af te schuiven naar bedrijven. De laatste evoluties leren ons immers iets volledig anders. Volgende advertenties klaren al wat op.

Polo BlueMotion.

Rechtlijnigheid luidt het principe van de nieuwe Polo BlueMotion. De fijngeslepen aërodynamica zorgt voor uitstekende verbruikswaarden. De nieuwe Polo BlueMotion heeft slechts 3,9 l brandstof per 100 km nodig. Niet eerder verbruikte een Polo zo weinig brandstof – een klein zuinigheidswonder. Is zuinig rijden saai? Helemaal niet. De 59 kW/80 pk TDI-motor met dieselroetfilter heeft een groot vermogen, maar rijdt toch heel zuinig met lage emissiewaarden (CO2-emissie: 99 g/km). De Polo Bluemotion de zuinigste en schoonste auto in zijn klasse. Dit wordt door de overheid beloond met een A Energielabel. De nieuwe Polo BlueMotion is leverbaar vanaf € 19.975 en standaard voorzien van elektrische ruitbediening vóór en centrale portiervergrendeling.

AYGO De jongste Toyota

De krachtige AYGO, de jongste Toyota, is heel zuinig. Ook op het milieu. Daarom heeft de overheid de Toyota AYGO beloond met een milieusubsidie van maar liefst € 1.400,-. Want hoe eerder je zuinig rijdt, hoe beter het is!

Ecowearstore

Ecowearstore verkoopt milieuvriendelijk geproduceerde kleding en stoffen.Alles is gemaakt van bijzondere, natuurlijke materialen voornamelijk hennep,maar ook andere natuurlijke materialen zoals: netel, bamboe, linnen en biokatoen. Deze stoffen zijn comfortabel bij het dragen en zijn milieuvriendelijke geproduceerd.

Ecopower

Ecopower investeert in hernieuwbare energie. Daarnaast wil Ecopower sensibiliseren voor rationeel energiegebruik. Ecopower levert ook elektriciteit aan haar coöperanten.

Coca Cola Belgium

Of wij wat doen om onze impact op het milieu te beperken?
Wij recycleren meer dan 98 procent van ons productieafval, gaan zuinig om met het gebruik van water, hebben eigen waterzuiveringsinstallaties en nemen actief deel aan programma’s voor klimaatbescherming en energie-efficiëntie. Onze fabrieken in Gent, Antwerpen en Chaudfontaine hebben het ISO 14001-certificaat.

Een , echte, vrije markt werkt volgens een bepaald principe dat ons allen zeer bekend in de oren klinkt: vraag en aanbod. Bedrijven bieden maar aan wat ze kunnen verkopen en wanneer ze dat niet kunnen, komen er andere concurenten in de plaats. Wel, in verband met de milieuproblematiek betekent dat dat wij,individuen, de verantwoordelijkheid dragen in wat er geproduceerd wordt door de bedrijven. Wanneer wij immers milieuvriendelijke producten zouden eisen en aankopen zouden bedrijven zich genoodzaakt zien om deze te produceren. En we kunnen zelfs de dag van vandaag zo’n trend opmerken. In een tijd waarin ecologie een hype wordt, zien we dat bedrijven zich stelselmatig aanpassen, zoals in de artikels duidelijk wordt. We zien dat de markt zich gaat transformeren naar de milieubewuster geworden vraag van het individu. Wanneer dat individu zijn verantwoordelijkheid nu eens volledig zou erkennen en die niet constant zou proberen af te schuiven op bedrijven en de overheid, dan zouden we misschien wel eens kunnen evolueren naar een milieuvriendelijkere markt. Het is daarbij belangrijk dat het individu over de juiste informatie beschikt om een consequente keuze te maken. Daarom moet de overheid erop toe zien dat bedrijven de juiste informatie verspreiden.

Het recht op rechtvaardigheid

‘De ontwikkeling van niet-westerse landen’

September van het jaar 2000: staats en regeringsleiders van 191 VN-lidstaten ondertekenen een aantal doelstellingen die onder de noemer ‘Millennium Development Goals’ de geschiedenis zouden ingaan. Een historisch moment; want de vooropgestelde doelstellingen zouden een einde maken aan een aantal grote ongelijkheden die onze samenleving toen nog altijd kenmerkten. Enkele van die doelstellingen waren bvb. het terugdringen van de kindersterftecijfers, het aanpakken van de extreme armoedeproblematiek, het verschaffen van een zekere vorm van onderwijs aan iedere wereldburger en gelijkwaardigheid tussen vrouwen en mannen bekomen. En dit alles binnen een periode van 15 jaar. Wel we zijn nu halfweg in die periode en het is schrijnend om te zien dat bijna geen enkele van de doelstellingen zal behaald worden. Wanneer we de goede ontwikkelingscijfers van China uit de tabellen nemen zien we zelfs een negatieve evolutie. Aan het ritme waarmee we nu de problemen aanpakken zal bvb. Afrika onder de Sahara de doelstelling voor armoedebestrijding pas halen in 2147, die voor kindersterfte in 2165 en die voor aids en honger helemaal niet, omdat de ontwikkeling daar negatief is. De ‘Millennium Development Goals’ waren louter een verklaring en daarmee af te wimpelen als streefdoelen. Dat betekent echter niet dat we blind mogen blijven voor de ongelijkheden die nog altijd onze wereld kenmerken. Waar westerse landen een enorme welvaart kennen en deze gestaag zien groeien kampen ontwikkelingslanden (vooral in Afrika) met extreme armoede en dit terwijl ze dan nog eens te maken krijgen met een negatieve groei. Binnen deze problematiek is het schrijnend dat westerse landen én burgers weinig verantwoordelijkheid nemen. Het zijn namelijk die westerse landen die in het verleden de huidige ontwikkelingslanden hebben berooft van hun grondstoffen en de volkeren aldaar op verschillende manieren hebben uitgebuit. Het zijn ook die westerse landen die dat tegenwoordig nog altijd doen. Dat zal immers verder in dit artikel blijken; niet alleen de ontwikkelingslanden zijn verantwoordelijk voor hun negatieve groei, het zijn vooral Europese en Noord Amerikaanse staten die zich een grote rol hierin toe-eigenen.

Wanneer we het over ontwikkelingslanden hebben, dan spreken we over economieën die sterk afhankelijk zijn van de landbouw en de daarbij horende agrarische industrieën. In sommige landen is 90% van de beroepsbevolking werkzaam in, of verbonden met de primaire sector. Opmerkelijk is dat deze primaire sector zich, in tegenstelling tot wat in de westerse landen gebeurd, weinig tot niet ontwikkeld. Nog altijd kent deze sector problemen die al ettelijke decennia bestaan; zo komt het veelvuldig voor dat vele landbouwgezinnen met moeite genoeg voedsel kunnen produceren om in hun eigen verbruik te voorzien. Wanneer we op zoek gaan naar de oorzaken van dit ontwikkelingsprobleem komen we snel terecht bij de meestal moeilijke omstandigheden in deze landen en het gebrek aan kennis bij de landbouwers. Er is echter nog een meer fundamenteel probleem dat een grote rol uitoefent op de negatieve tendens binnen de primaire sector in ontwikkelingslanden: de onmogelijkheid om handel te drijven of om de concurrentie aan te gaan met Amerikaanse en Europese markten. We zien dat de Europese landbouwsector een overgesubsidieerd gegeven is waardoor ze voedsel aan dumpingprijzen op andere markten kan storten. Daarmee krijgt de landbouwer uit de ontwikkelingslanden te maken met een oneerlijke concurrentie waar hij moeilijk tegen kan concurreren. Wanneer die landbouwer wil exporteren naar Europese en Amerikaanse markten wordt hem dat bijna onmogelijk gemaakt door de hoge importheffingen die deze markten kenmerken. Het is dan ook niet meer dan normaal dat de landbouwer in ontwikkelingslanden zijn eigen situatie niet kan verbeteren: hij krijgt kunstmatige prijzen voor zijn voedsel; laag genoeg om de oneerlijke concurrentie aan te gaan met het geïmporteerde voedsel uit Europa of om het verkocht te krijgen op Westerse markten, maar te laag om te voorzien in de eigen behoeften. Deze zwakke concurrentiepositie is dus een resultaat van een afbakening van de Westerse markten en dat vooral omdat deze de concurrentie niet durven aangaan met lageloonlanden. Deze strategie kost de ontwikkelingslanden volgens berekeningen jaarlijks een welvaartsverlies van ongeveer 40 miljard dollar en daarmee blijkt duidelijk dat het de Westerse landen zijn die de primaire (en dus fundamentele) ontwikkeling van niet-westerse landen sterk inperken. Een liberale internationale handel zou miljoenen mensen uit de armoede kunnen liften.

We kunnen niet zeggen dat westerse landen niet solidair zouden zijn. Er bestaat immers nog het systeem van ontwikkelingssamenwerking dat vele miljarden dollars investeert in arme, veelal Afrikaanse, landen. Jammer is dat binnen dit systeem, van een ‘samenwerking’ geen sprake is; rijke landen bieden hulp aan en ontwikkelingslanden ontvangen die hulp. Dit alles op zo’n manier dat vele van die landen op een bepaalde manier afhankelijk worden van die steun en ze zich daardoor een zekere passiviteit aanmeten. Om die redenen zien die landen zich meestal niet genoodzaakt creatief te zoeken naar oplossingen om hun eigen economische situatie te verbeteren. Gelukkig zien we binnen deze evolutie hier uiteindelijk een positieve trend en wordt ontwikkelingssamenwerking sinds kort meer benadert vanuit het ‘stimuleren’ in plaats van het onvoorwaardelijk ‘geven’. Toch zien we dat ontwikkelingssamenwerking zijn vooropgestelde doelen grotendeels misloopt: door een grote inefficiëntie en een gebrek aan voldoende middelen is het nog niet in staat geweest om fundamentele problemen op te lossen. Veel van de aangeboden hulp verdwijnt dan nog eens in de zakken van ondemocratische en militaire regimes waardoor de situatie in sommige landen soms nog negatiever uitvalt dan voordien. De vraag waarom de aangeboden hulp zijn doel compleet mist is gemakkelijk te achterhalen: de middelen worden immers op een verkeerde manier geïnvesteerd. Waar de middelen nu nog vooral besteed worden aan veelal nutteloze grote projecten op collectieve (lees overheid) schaal zouden ze beter besteed worden aan steun aan individuele en lokale projecten. Daarbij moet vooral de aandacht gaan naar het op gang brengen van een zekere vorm van onderwijs en gezondheidszorg. Voorbeeld hierin is China; dat net omwille van zijn goed onderwijs en gezondheidszorgsysteem (in de tijd nog door Mao ingevoerd) tot een economische ontwikkeling komt die alle verwachtingen overstijgt. De huidige ontwikkelingssamenwerking voldoet dus geenszins om de schade, veroorzaakt door het protectionistische westerse landbouwbeleid, te compenseren. Dat omdat het zijn middelen op een verkeerde manier investeert, bij talloze burgers een grote passiviteit opwekt en ondemocratische regimes geld toesteekt. Het lijkt opmerkelijk, maar de hulp die wordt aangeboden aan ontwikkelingslanden is op lange termijn soms meer een last dan een zegen. Ook hier weer worden de ontwikkelingsmogelijkheden van niet-westerse landen op verschillende vlakken ingeperkt.

Net werd geduid dat ondemocratische regimes steun ontvangen van westerse landen in de vorm van ontwikkelingssamenwerking. Europese en Noord Amerikaanse landen hanteren deze strategie echter op verschillende vlakken: internationale steun en straffen voor landen worden namelijk vooral gebaseerd op handelingen van de overheid van die landen. Een overheid die meestal ondemocratisch tot stand is gekomen en dus geen vertegenwoordiging is van de individuele voorwaarden van de bevolking. Het zijn dus net de westerse landen die, de ondemocratische overheden een zekere bestaansreden geven en hun vaak repressieve beleid ondersteunen. Daardoor krijgen regimes een legitimiteit die meestal niet wordt ondersteund door de plaatselijke bevolking. Wanneer internationale straffen worden uitgesproken, omwille van bvb schendingen van mensenrechten, is het vooral de lokale bevolking die de gevolgen moet dragen, dit zonder dat ze in feite een grote verantwoordelijkheid hebben. Opmerkelijke toestanden die tot gevolg hebben dat burgers in ontwikkelingslanden meestal weerloos staan toe te kijken en op die manier nooit een correct rechtssysteem en een democratisch beleid kunnen afdwingen. Naast Europese en Noord Amerikaanse landen spelen ook internationale bedrijven en markten binnen dit probleem een grote rol. Het is immers Total dat budgetten ter beschikking stelt van de militaire dictatuur in Birma. Het was Firestone dat in Liberia de lokale bevolking uitbuitte op haar rubberplantages en de rebellen aldaar steun aanbood. Het is de Amerikaanse drugsmarkt die opium importeert vanuit Afghanistan en op die manier lokale krijgsheren rijk maakt. En het is de internationale olie en aardgasmarkt waarop dictaturen als deze in Turkmenistan blijven voortbestaan. Voorbeelden te over en het blijkt dan ook dat ook hier weer westerse landen en bedrijven voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de gebrekkige politieke en democratische ontwikkeling in niet-westerse landen.

Maar westerse landen gaan veel verder dan het loutere beïnvloeden van de politiek in ontwikkelingslanden. De gehele internationale scène wordt doordrenkt en op een slinkse manier gemanipuleerd door het westerse imperialisme. Het is het Westen dat de ontwikkelingsrichting bepaalt van deze wereld, dit in tegenstelling tot de burgers uit de arme landen die meer dan 2/3 van de wereldbevolking uitmaken. Ook hier zijn weer verschillende voorbeelden om dit te duiden. Bvb. de recente interventies om humanitaire redenen die in feite in hoofdzaak werden uitgevoerd vanuit westerse standpunten. Deze in Irak en Afghanistan hadden immers weinig te maken met de mensenrechten en de situatie aldaar; hun doelstelling was de strijd tegen het terrorisme en het vrijmaken van olie voor de internationale (lees: Amerikaanse) markt. Opmerkelijk is dat de Verenigde Staten pas reageerden op dat terrorisme, op zich al enkele tientallen jaren bestaande, wanneer ze er zelf mee te maken kregen. Ook de recent goedgekeurde interventie in Tsjaad lijkt in veel landen meer weg te hebben van een verkiezingsstunt dan van een waarlijke interventie om humanitaire redenen. De mediatisering rond dit conflict zal hierin wel een grote rol hebben gespeeld. Met de volgende stelling ‘We’re fighting on the wrong battlefields’ deed presidentskandidaat Barack Obama weliswaar een terechte uitspraak, toch opmerkelijk dat ook hij zich weer laat leiden tot populistische interventies. Die interventies worden dus vooral strategisch gekozen en dat vanuit westerse standpunten. Laat er geen twijfel over bestaan: de invallen in Irak en Tsjaad konden zeker gelegitimeerd worden, maar dat geldt ook, en misschien nog meer, voor Birma (waar de bevolking gewoonweg smeektom actie) Noord-Korea en Turkmenistan. Ook conflicten als deze in Ethiopië en Nepal krijgen veel te weinig aandacht, maar hebben dan ook weinig invloed op de welvaart van de westerse landen. Het westen dwingt, veelal weerloze, ontwikkelingslanden een westerse politiek op. Daarin zijn ze allesbehalve neutraal zoals blijkt uit de situatie in Koerdistan, Nicaragua en Palestina. De ontwikkelingslanden worden nog teveel beschouwd als middel binnen een bepaalde koers, dan als landen met burgers die hun eigen individuele voorwaarden stellen. Het is van het grootste belang dat ontwikkelingslanden hun eigen koers bepalen en hun eigen doelstellingen bereiken en niet louter dienen als hulpmiddel binnen een westerse agenda.

Vele van de vooropgestelde problemen met betrekking tot ontwikkelingslanden zijn op lange termijn, als er voldoende goede wil aanwezig is, stelselmatig aan te pakken. Deze problemen zullen of kunnen dus op één of andere manier opgelost worden. Er is echter nog een andere kwestie die op lange termijn aan invloed gaat winnen en meer statisch van aard is: het klimaatprobleem. Het wordt namelijk steeds duidelijker dat de opwarming van de aarde gepaard gaat met natuurrampen die vooral ontwikkelingslanden gaan schaden. Zowel Europa als Noord Amerika moeten binnen dit probleem hun verantwoordelijk erkennen. Niet alleen omdat ze met voorsprong de grootste vervuilers zijn of omwille van de eigen gezondheid. Neen, vooral omdat zelfs maar een geringe opwarming van de aarde, volgens de laatste IPCC rapporten, nefast zou zijn voor de ontwikkeling van Afrikaanse en Aziatische landen. Er zijn de voorspelde problemen met het drinkwater die vooral Afrikaanse landen en landen rond de Himalaya zouden beroeren. Ook de problemen van langdurige droogtes zouden negatieve invloeden hebben op een voor Afrika zo belangrijke sector: de landbouw. Verder zouden overstromingen in Bangladesh, Sjanghai en talloze andere gebieden hele volkeren wegrukken van hun hard verdiende eigendom. Ondanks dat deze voorspellingen wetenschappelijk zijn onderbouwd, blijven ze allemaal wat wankel. Toch zien we nu al een aantal milieuproblemen die een rechtstreekse uitwerking hebben op de ontwikkeling van armere landen. De uitdroging van het Aralmeer bvb. betekent een rechtstreekse economische denigratie van de omliggende omgeving. Ook het conflict in Tsjaad bezit een milieuachtergrond. Westerse landen moeten hier dan ook hun verantwoordelijkheid nemen, want een stelselmatige opwarming van de aarde zou wel eens het grootste probleem kunnen vormen voor de ontwikkeling van niet-westerse landen. Dat de Verenigde Staten (verantwoordelijk voor 1/3 van de Co²-uitstoot) binnen dit probleem de verantwoordelijkheid deels afschuift op de steeds toenemende vervuiling van China is hier beschamend te noemen.

Met deze uiteenzetting heb ik enkele problemen aangekaart die eigenlijk niet meer of niet minder zijn dan grove schendingen op de rechten van volkeren. In zijn Law of Peoples zette politiek filossof John Rawls enkele beginselen voorop die een internationale rechtvaardigheid zouden ondersteunen: 1 volkeren zijn vrij en onafhankelijk, 2 volkeren moeten verdragen nakomen, 3 volkeren zijn gelijk en zijn deelnemers aan de overeenkomsten die hen binden, 4 volkeren respecteren de plicht tot non-interventie, 5 volkeren hebben het recht op zelfverdediging, 6 volkeren moeten mensenrechten respecteren, 7 volkeren moeten het oorlogsrecht respecteren, 8 volkeren hebben een plicht andere volkeren bij te staan. De theorie van rechtvaardigheid van Rawls kent in feite geen legitimatie door een internationale orde, toch zou het een correcte onderbouwing kunnen betekenen voor een universeel rechtssysteem. Het is dan ook zeer jammer om te moeten constateren dat in het huidige tijdperk nog altijd alle beginselen, die vooropgesteld werden door Rawls, met de voeten worden getreden. Daarin speelt het ene volk al een grotere rol dan het andere. We moeten immers erkennen dat burgers in ontwikkelingslanden door omstandigheden veelal te weerloos zijn om rechtvaardigheid van hun regeringen af te dwingen. Het is dan ook het westen, zogezegd democratische en intellectueel, dat binnen die internationale onrechtvaardigheid de grootste actor is. Zij bepalen immers een internationaal beleid dat verschillende rechten niet serieus neemt en dat grote inbreuken op fundamentele mensenrechten ongemoeid laat. Een beleid dat vooral de eigen welvaart ten goede komt en een rem betekent op de ontwikkeling van niet-westerse landen. Het is in het grootste belang dat aan dit onrecht een einde komt. En daarbij ligt het voor de hand dat een tweeledige strategie wordt gehanteerd. Ten eerste moeten we de situatie in de ontwikkelingslanden van binnenuit aanpakken met een gestructureerde ontwikkelingssamenwerking die een zekere vorm van noodhulp aanbied en een onderwijssysteem en gezondheidszorg gaat installeren. Daarbij moeten we vertrekken vanuit individuen, en individuele ontwikkeling, omdat het genoodzaakt is dat zij zichzelf emanciperen om een vanuit individuele voorwaarden gevormde democratie af te dwingen. Een tweede deel van de strategie moet een eind stellen aan externe problemen: het afschaffen van protectionistische maatregelen, het aanpakken van milieuproblemen, een eind stellen aan de dominantie en bemoeienissen van het westen en de legitimatie van ondemocratische regimes. Daarbij moeten we in acht nemen dat we alle volkeren met respect behandelen en dus moeten we, wanneer ze zelf uitgegroeid zijn tot een rechtvaardige staat of volk, hen volledig integreren in een internationaal beslissingsplatform. Deze maatregelen zijn uiteindelijk in ieders voordeel: huidige ontwikkelingslanden bezitten immers een enorm potentieel aan menselijk kapitaal dat niet of nauwelijks wordt aangeboord. Menselijke arbeidskrachten en nieuwe markten zouden een verlaging van de prijzen van vooral levensmiddelen betekenen en tegelijkertijd een nieuwe afzetmarkt voor onze eigen export.

Laten we nu toch eens een eind stellen aan een duister tijdperk. Een tijdperk waarin dominante volkeren gedurende een periode van kolonisatie andere volkeren onderworpen hebben aan slavernij, uitgebuit hebben op alle mogelijk vlakken en hun een groot deel van hun eigendom hebben ontnomen. Het was Leopold II, een man waar nu nog altijd standbeelden voor rechtstaan, die vijf miljoen Kongolezen naar de dood leidde en het waren de Verenigde Staten van Amerika die Nicaragua naar de vernieling hielpen. Het is een duister tijdperk waar nog altijd geen einde aan is gekomen en waarvan maar weinig geweten is. Wanneer we alle gebeurtenissen die plaatsvonden tussen westerse en niet westerse volkeren op een rijtje plaatsen is het resultaat beschamend. Een mentaliteitswijziging is noodzakelijk, want ook ontwikkelingslanden en hun burgers hebben rechten die moeten gerespecteerd worden. Rechten waarop een internationale orde moet toekijken en bij voorkeur moet benaderen vanuit één universeel standpunt: het recht op rechtvaardigheid.
Vandewalle Jürgen