dinsdag 1 januari 2008

Het individuele wonen

Het Stahlhouse van Pierre Koenig

Een woning kan men beschouwen als één van de meest elementaire bouwstenen van onze samenleving. In de woning brengen we het grootste deel van onze tijd door, waardoor we het als een soort individueel ankerpunt in de samenleving kunnen benaderen. Ook ontvangen we er mensen waardoor de woning een grote rol gaat spelen in het opbouwen van een identiteit. Het is dan ook zeker frappant om te moeten vaststellen dat veel mensen zich weinig aantrekken van de vormgeving van hun woning. Bij het kiezen van een architect merken we een zekere onverschilligheid en we zien dan ook dat Vlaanderen volgebouwd staat met wat we ‘onpersoonlijke woningen’ kunnen noemen. Bijna alle huizen zijn terug te brengen tot enkele archetypes: het zadeldakhuis met tuintje, het creatievere huis met plat dak, enz… Ga maar na: de living, de eetkamer, de haard, allemaal elementen die bij de meeste huizen op dezelfde plaats terechtkomen. Dat mensen een woning niet zien als een persoonlijk iets is een gemiste kans.


Plan Voisin van Le Corbusier


Recent heb ik een onderzoek moeten doen naar het stahlhouse van Pierre Koenig. Deze woning is onderdeel van een project in LA samen met een dertigtal andere woningen: the Case Study Houses. Het project liep van 1945 tot 1960 in een periode waarin nood was aan goedkope woningen. Wel, over het Stahlhouse op zich is al veel te vertellen maar ik wil het even hebben over de ideologie dat het representeert: het Amerikaanse Modernisme. Ik was, tot de kennismaking met Koenig, nog maar sporadisch in contact gekomen met deze richting van het modernisme en ik moet zeggen, het intrigeert mij ten zeerste. Om het Amerikaanse modernisme te vatten, moeten we het bij voorkeur plaatsen tegenover het Europese modernisme. Waar de Europese richting vooral zijn aandacht richtte op collectieve woonprojecten zoals Plan Voisin van Le Corbusier of de torens van Auguste Perret, zien we bij de Amerikaanse richting een grote aandacht voor het individuele wonen. De Case Study Houses zijn immers niet-schakelbare woningen die veelal gebouwd zijn naar de individuele voorwaarden van de bewoners. Een ander verschil tussen de twee modernistische richtingen is de omgang met de omgeving. Europese modernisten waren utopische denkers en hadden dan ook de neiging te vertrekken van een tabula rasa, waar ze een volledig zelf geschapen omgeving plaatsten. De Amerikaanse modernisten daarentegen zagen een woning zo goed mogelijk geïntigreerd in de bestaande natuur.


Het grote fundamentele verschil tussen de twee richtingen is het feit dat de ene geen vertrouwen bezit in de samenleving en zijn individuen, de andere bezit dat vertrouwen wel. Het wantrouwen van het Europese modernisme zouden we kunnen afbakenen met de volgende passage uit het werk van Roger Martin Du Gard: ‘Eerst moet alles worden afgebroken. Die hele vervloekte beschaving van ons moet weg, voor we een beetje fatsoen in de wereld kunnen brengen’. Dat Europese modernisten hele steden wilden wegvagen om er hun ontwerpen te kunnen uitvoeren lijkt mij aan te tonen dat ze een utopie navolgden die weinig van doen had met de realiteit waar ze in leefden. Naast hun grote wantrouwen waren ze dan nog eens fundamenteel verkeerd in hun beschouwing van de mens. Le Corbusier stelde immers het volgende in zijn Vers une architecture: ‘alle mensen bezitten hetzelfde organisme, dezelfde functies en dezelfde behoeftes’. Piet Mondriaan voegt daar aan toe: ‘het is mijn overtuiging dat een ongedifferentieerde en gelijkvormige massa de universele geest van de tijd weerspiegelt. We merken hier een sterk doorgedreven egalitarisme, een gelijkmaken van iedere mens zodat deze wel moet passen in de hokjes die de modernisten ontwierpen. Europese modernisten vetrekken dus vanuit een utopisch gedachtengoed waarin ze de mens eerder beschouwen als een object dan dat ze hem benaderen vanuit het denkbeeld van een participerende wezen. Dat laatste is iets wat in het Amerikaanse modernisme wel gebeurdt: Wonen zien zij als het identificeren van de mens met zijn omgeving. Ze vertrekken vanuit de bestaande natuurlijke omgeving, die overigens de enige leefomgeving is waarmee de hedendaagse mens zich kan associëren, en bakenen daarin een ruimte af die fundamenteel opgebouwd is vanuit het individu. Wel, om kort te concluderen: een woning is een persoonlijk goed en het kan dan ook nooit de bedoeling zijn om het te beschouwen vanuit een collectivistische ideologie. Immers, het zijn net individuen die erin moeten gaan wonen; wanneer zij geen associatie meer kennen met hun eigen woning en hun eigen leefomgeving dan is er iets fundamenteel verkeerd. Om die redenen kan ik mij meer terug vinden in de ideologie van het Amerikaanse modernisme.

Het Eameshouse van Ray en Charles Eames (Case Study House Program)



Woontorens van Auguste Perret

‘deze nieuwe, uit cement, glanslak en glas opgetrokken woningen ontvangen ons echter als de douche of het zweetbad via welke men in een modelgevangenis of hospitaal wordt toegelaten. Antisepsis, desinfectie van de bewoner. Hygiëne is lofwaardig, maar houdt dat duiveltje in het oog! In deze uitgestrekte termietenheuvels heersen egalitarisme en nudisme. Eenieder zijn blokje lucht en licht, zijn vierkante venster, zijn balkon van massief beton, zijn rantsoen ultraviolette stralen, zijn calorieën en zijn watercloset. Alle appartementen gelijk. Hun bewoners zullen net zo gelijk moeten zijn. Het idee voor morgen is toch dat we allen gelijk worden, in serie gemaakt en genummerd, want nummers zijn immers praktischer dan namen?’

Camille Mauclair in huizen zonder ziel.


Geen opmerkingen: