Ayn Rand, de schrijfster van klassiekers als We, the living, The Fountainhead en Atlas Shrugged is eigenlijk alleen maar in de verenigde staten echt bekend. Waar ze aldaar miljoenen boeken verkoopt en haar Atlas Shrugged verkozen is tot meest invloedrijke boek, wordt in Europa amper een woord over haar gerept. Zeer opmerkelijk en ook zeer teleurstellend aangezien Rand zeker een meerwaarde is voor het maatschappelijke debat. Het levensverhaal van deze auteur is al even opmerkelijk als haar boeken: geboren in het socialistische Rusland, verhuisde ze in 1926 naar Amerika. Eens aangekomen in New York was ze sterk onder de indruk van de onmetelijk hoge wolkenkrabbers; voor haar een symbool van het kapitalisme en vrijheid (begrippen waar zij een grote waarde aan koppelt) Haar carriere had een startpunt in Hollywood waar ze scriptschrijver zou worden. Haar schrijven was eerst niet zo’n groot succesverhaal aangezien 12 uitgeverijen haar verhaal ‘The fountainhead’ weigerden. Verder is zij vooral bekend als grondlegger van het objectivisme, een filosofische beweging.De vraag waarom ik dit boek uit de rekken van de bibliotheek nam ligt eigenlijk gewoon voor de hand. The fountainhead richt zijn aandacht vooral op het individualisme en op architectuur. Aangezien die twee stromingen mij sterk intigreren was ik verplicht dit boek te lezen. Het verhaal draait eigenlijk vooral rond hoofdpersonage Howard Roark: hij is een architect die ondanks zijn enorme bouwtechnische kwaliteiten door niemand serieus wordt genomen. In een periode waarin architecten vooral elementen kopieren uit voorgaande periodes (eclecticisme) blijft hij vasthouden aan zijn moderne architectuur die gebouwd is op maat van de mens en voor de mens. Hij wordt dan ook van school gestuurd omdat hij in aanvaring komt met een directeur die maar weinig begrip kan opbrengen voor Roark zijn werk. Peter Keating, een schoolvriend van Roark en eigenlijk diens tegenpool, lijkt dan weer wel geboren om een toparchitect te worden. Hij is enorm goed in het toenmalige knip en plakwerk van het overdreven pronkerige eclecticisme. Wat hem dan ook een prestigieuze job bij een New-Yorks architectenbureau oplevert. Wat dat architectenbureau niet weet is dat Peter keating voor de meeste van zijn ontwerpen te rade gaat bij Howard Roark, die er wat bouwtechnische en ruimtelijke aanpassingen bij voegt. Roark doet dit met het volgende idee in zijn achterhoofd: ‘mijn ontwerpen, tekeningen en schaalmodellen kunnen ze me wel afnemen, maar mijn ideeën niet’. Howard Roark vindt, in tegenstelling tot Peter Keating, nauwelijks werk, hij moddert wat aan in een klein architectenbureautje dat uiteindelijk failliet gaat. Daarna gaat hij in een granietmijn gaan werken, liever geen gebouwen te ontwerpen dan zich te moeten schikken naar de regels van anderen. Het verhaal neemt een wending wanneer een opmerkelijke vrouw het verhaal binnentreed: Dominique. Zij, bloedmooi, komt in contact met zowel Roark en Keating waarna een complexe romance ontstaat…
Howard Roark is eigenlijk een personage waarin ik mijzelf hoofdzakelijk in terug kan vinden: een architect die zich niet schikt naar de heersende mode en de bestaande regels. Een architect die vertrekt vanuit zijn eigen idealen en zijn eigen creativiteit. Volgens critici zou Roark gelijkenissen vertonen met een bestaande architect: Frank Loyd Wright. Ik heb Wright natuurlijk nooit gekend maar ik denk dat Roark nog die paar stappen verder zet, dan dat Wright dat zou doen. The Fountainhead is een verhaal die mij tot in het diepste van mijn innerlijke heeft kunnen raken. Tijdens en na het lezen van dit boek ben ik mijn eigen persoon sterk in vraag gaan stellen, iets wat ik nu nog altijd probeer te doen. Rand laat je op een andere manier naar de samenleving kijken en dat op zich is al een grote prestatie. Verder vond ik vooral de talrijke verwijzingen naar het toenmalige socialisme boeiend en de term ‘tweedehandsmensen’. Tweedehandsmensen zijn personen die anderen nodig hebben om te kunnen leven in een maatschappij. Het zijn architecten zoals Peter Keating die op een bepaalde manier bouwen omdat anderen het zo willen. Het zijn rijken die statige huizen neerpoten om tegenover anderen te pronken. Het zijn eigenaars van kranten die publiceren wat anderen willen lezen en het zijn de talrijke personen die zich maar goed voelen als ze anderen kunnen overtreffen. Ook de dag van vandaag zien we dat vele mensen hun eigen ik verloochenen om toch maar dit en dat plaatsje in de maatschappij te kunnen innemen. Ik geef die mensen dan ook een goede raad mee: lees Rand…
Het verhaal werdt ook verfilmd met in de hoofdrol Gary Cooper













Wat ik geleerd heb uit mijn zoektocht in de postmoderne filosofie (Lyotard en Baudrillard) en in de filosofie van Karl Popper is dat je nooit gegevens mag behandelen als zijnde grote waarheden. Wanneer we bepaalde zaken niet meer in vraag stellen kan dat leiden tot een gedrag van onverschilligheid. Sta me toe dat ik op die filosofie een persoonlijke uitzondering maak. Ik ben er namelijk van overtuigd dat bepaalde personen binnen de architectuur wel zeer dicht bij grote waarheden uitkwamen. Zo iemand was Aldo van Eyck. Als humanistisch rebel en aanhanger van het architecturale structuralisme plantte hij gebouwen neer die in mijn ogen dicht aanleunen bij wat ik versta onder architectuur. Daarin heb ik het niet over de schoonheid van zijn werken, want dat is een subjectief uitgangspunt. Neen, mijn lof gaat naar de gebruikte ontwerpmethoden en de ruimtelijke vormgeving. Zijn sonsbeekpaviljoen en zijn pleintjes in Amsterdam zijn veruit zijn bekendste werken (voor degenen die het oeuvre niet kennen: google) Maar ik wil het even hebben over een ander werk van hem: het burgerweeshuis in Amsterdam waar hij tussen 1955 en 1960 aan bezig was. In het burgerweeshuis komen zijn architecturale strategiën immers het best tot uiting. Die strategieën zie ik onderverdeeld in twee delen: enerzijds iets wat Van Eyck ‘de milde radaren van de reciprociteit’ noemt en anderzijds een universele herwaardering van het elementaire.














En natuurlijk zijn er de activiteiten in Staden zelf waar wij ons als politieke vereniging profileerden: dorpsfeesten in oostnieuwkerke, kerstmarkt, halloweentocht, nieuwjaarsreceptie Open VLD, enz... Op de Stadenbergfeesten hadden we zelfs onze eigen tafel opgeëist.





